Na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 gaat in Groot-Brittannië een delegatie van Joodse leiders naar minister-president Chamberlain om hem om hulp te vragen met het redden van Joodse kinderen uit Duitsland, Polen, Tsjechoslowakije en Oostenrijk. Er wordt de volgende dag over gedebatteerd in het Britse Lagerhuis en men besluit dat er Joodse kinderen naar Groot-Brittannië mogen komen, onder diverse voorwaarden. Zo mogen er geen ouders meekomen, mogen de kinderen niet ouder zijn dan 17 jaar, en mogen ze maar 1 koffer meenemen. Hierin mogen geen waardevolle spullen zitten en per kind mag er hooguit 10 Reichsmark meegegeven worden. Veel van deze kinderen zullen over Hoek van Holland naar Engeland reizen. De Joodse gemeenschap staat garant voor de kosten, welke geschat worden op ca. 50 pond per kind voor reis en verblijfkosten (naar huidige maatstaven omgerekend komt dat neer op ca. 1500 euro)*.

Er wordt een heel netwerk van vrijwilligers opgezet in bovengenoemde landen, evenals Nederland en Engeland. Vanuit Nederland is de bankiersvrouw Truus Wijsmuller-Meijer een belangrijke spil in het geheel. Ze regelt en praat, wordt kwaad op de Gestapo waar nodig, geeft cadeaus aan treinbeambten, wordt zelfs een paar uur gevangengezet, en natuurlijk begeleidt ze wekelijks transporten, vanuit Keulen, de grens over, naar Hoek van Holland. Ze heeft hulp van enkele andere dames die ook transporten begeleiden.

Mevr. G Wijsmuller-Meijer (collectie: Nationaal Archief, Fotocollectie Rijksvoorlichtingsdienst)

Geertruida Meijer wordt geboren op 21 april 1896 in Alkmaar. Als zij in 1922 bij een bank gaat werken ontmoet ze daar de bankier Johannes.F. Wijsmuller. Ze trouwen in 1923. Als na vijf jaar het huwelijk nog steeds kinderloos is, gaat ze zich op aanraden van haar huisarts met maatschappelijk werk bezig houden.
Ze bouwt een enorm netwerk op. Zo komt ze o.a. in contact met het Comité voor Bijzondere Joodse belangen en doet vanaf 1933 voor hen kleine klusjes: kinderen, ouders, andere familieleden van Joodse vrienden uit Duitsland hierheen halen.
Vanaf 1938 sturen veel Joodse ouders hun kinderen met de trein naar de grens met Nederland. Maar als de grenzen in september 1938 gesloten worden moeten ze uitstappen. De kinderen gaan zwerven. Truus wordt daar op gewezen door het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen, dat haar vraagt eens met Joodse families uit de grensstreek te gaan praten, en met commandanten van de grensposten. Ze krijgt een auto met chauffeur mee en als ze er achter komt dat het waar blijkt te zijn, gaat ze de kinderen zoeken, op landweggetjes, in de bossen. Ze neemt ze mee en verstopt ze half onder haar rokken, half onder een plaid: geen grenswacht die het durft te vragen daar eens onder te mogen kijken of ze soms smokkelwaar vervoert. Deze kinderen vinden op diverse plaatsen in Amsterdam onderdak.
Daarna krijgt ze bij het Joodse Comité een brief onder ogen die een Nederlandse Joodse familie had ontvangen van familie uit Hamburg: hun tweeling van 6 maanden zou zijn mishandeld door de Gestapo in de kristallnacht. Ze krijgt een inreisvergunning van mr. Tenkink van Justitie om de kinderen te gaan halen. De volgende dag staat ze bij deze mensen op de stoep. De moeder gaf toen toe dat wat ze had geschreven niet waar was, maar dat ze het uit angst had gedaan. Truus wordt boos, omdat ze vindt dat zo’n bange moeder geen veilige oppas voor kinderen is in een Hamburg waar dit echt had kunnen gebeuren. Ze stuurt de kinderen met hun oppas naar het veilige Bazel. Ze wil nu de inreisvergunning voor deze kinderen die ze had meegekregen voor andere kinderen gebruiken.

Ze gaat naar de Nederlandse consul-generaal in Hamburg, die haar meeneemt naar de kanselarij en haar de wachtkamer vol Joodse moeders laat zien: moeders die hun kinderen naar het veilige Holland proberen te krijgen. Maar de consul kan hen niet helpen, omdat men niet aan de juiste uitreispapieren kan komen. Daar besluit dat ze kinderen, hoe dan ook, de grens over te krijgen. Ze krijgt 6 kinderen mee, de Gestapo geeft ze toestemming . Ze had alleen niet een visa voor alle kinderen…Omdat die de grens niet over mochten, bracht dat problemen met zich mee. Ze dacht: als de consul kinderen de grens niet over krijgt, hoe kan ik dat dan?
Nu had de consul er (opzettelijk) voor gezorgd dat ze in een trein terecht kwam waar ook prinses Juliana met haar pasgeboren dochtertje Beatrix in zit. De consul had een eersteklas coupé geboekt naast de prinses. Truus Wijsmuller vermoedde opzet van de consul maar begrijpt niet helemaal waarom. Bij de grens krijgt ze van de grenswachten te horen dat de kinderen de trein uit moeten. Ineens ziet ze wat er gebeuren moest en ze zegt tegen de kinderen: ‘ga jullie handen wassen en haren kammen en dan zullen we prinses Juliana eens vragen wat zij er van vindt dat jullie van deze mannen het land niet in mogen!’ Natuurlijk mochten de kinderen toen zonder verdere slag of stoot het land in; Prinses Juliana was zich van geen kwaad bewust…

Het volgende transport dat ze begeleidt, georganiseerd door Joodse leiders in Duitsland, vindt plaats van 1 op 2 december 1938. Dit bestaat uit kinderen die dakloos zijn geworden nadat hun weeshuis in brand is gestoken, nog voor de Kristallnacht. Zij vinden onderdak in Amsterdam.
Er vindt tegelijkertijd nog een transport, los hiervan, plaats van 200 kinderen. Dit waren vooral jonge jongens die in kampen hadden gezeten, of het risico liepen opgepakt te worden, of waarvan de vader al in een kamp zat Van hen is deze bekende foto in de vertrekhal van de Harwichboot gemaakt. Een verslaggever reisde mee van de grens naar de Hoek, lees daarover hier en hier.

Ze is net terug als ze uitgenodigd wordt om bij het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen te komen praten. Daar wordt ze voorgesteld aan Norman Bentwich, die de Britse Council for German Jewry vertegenwoordigt en in die hoedanigheid verantwoordelijk is voor de emigratie van Joden uit Duitsland. Het lukt hem niet om van de Duitse autoriteiten toestemming voor de emigratie van de kinderen te krijgen, dus men verzoekt haar om in Wenen te gaan praten met Adolf Eichmann, om officiële toestemming te verkrijgen voor de transporten. Eichmann is verantwoordelijk voor het verstrekken van uitreispapieren van Joden (en wordt na de oorlog ook wel de architect van de Holocaust genoemd).

In Wenen aangekomen belandt ze eerst een nacht in de cel, omdat ze in de afgezette Jodenwijk had gelopen, wat verboden was. Op weg naar Eichmann, die het paleis van de de Rothschild familie had ingenomen, komt ze een straat vol lichamen van Joden tegen. Ze stonden in de rij om papieren voor emigratie te proberen te bemachtigen, de SS was opzettelijk op ze ingereden met vrachtwagens…
Eichmann zit in een grote zaal, op een podium, met een herdershond naast zich. Hij staat niet op om haar de hand te schudden en snauwt haar toe dat hij niet gewend is om met vrouwen te onderhandelen. O dat is jammer, zegt ze, en gaat zitten. Hij zegt dat ze op moet donderen., maar ze blijft zitten. Hij vraagt haar of ze officiële papieren heeft uit Engeland (die heeft ze niet), schijnt met een felle lamp op haar en vraagt haar dan haar handschoenen uit te trekken, haar schoenen ook, ze moet zelfs haar rokken boven de knie op tillen. Ze vindt hem een viezerd. Wat ze niet weet is dat hij beweerd dat hij door middel van een quasi-wetenschappelijke methode aan haar vingers, tenen, plooitjes bij de ogen, aan het neusbeen en aan de oren kan zien of ze Joods of Arisch is. Maar Truus Wijsmuller is voor de duvel niet bang, laat staan voor de Nazi’s, en ze laat zich dan ook niet van haar stuk brengen, hoewel ze het wel vreemd vindt. Eichmann zegt hoofdschuddend: ‘so reinarisch un dann so verrückt’**.
Hij vindt het eigenlijk allemaal wel grappig: ‘Na schön, machen wir ‘nen Witz’** en zegt tegen haar dat ze 600 kinderen mee mag nemen, die dan op zaterdag weg moeten (het is een maandag als dit gesprek plaatsvindt). Als ze dit kan regelen, dan mag ze meer kinderen helpen. Eichmann denkt natuurlijk dat dit haar nooit op zo’n korte termijn zal lukken, en ook de Joden te kunnen pesten door hun kinderen op de Joodse sabbat te laten reizen.

Maar Truus Wijsmuller krijgt het wel voor elkaar. Engeland laat 500 vluchtelingetjes toe, de andere 100 worden in Den Haag opgevangen (o.a. op buitenplaats Ockenburgh, zie daarover deze clip van Geschiedenis Zuid-Holland). Ze regelt met de Havenmeester van de Hoek, Gerrit Quint, dat de kinderen met de boot mee kunnen zodra ze in de Hoek aankomen.
Het eerste transport van de 10.000 komt op deze zondag, 11 december 1938, aan in Hoek van Holland. Er staan voor de 100 kinderen die niet mee kunnen bussen klaar om ze naar Den Haag te vervoeren. Hier , hier , en hier is in de kranten van toen te lezen hoe het transport aankomt in de Hoek en de kinderen vertrekken op de “SS Prague”.

In het boek ‘Geen Tijd Voor Tranen’ over Truus Wijsmuller en haar werk staat:

Alles klopte in Den Haag en de Hoek. Ze zegt er niet veel over. Ze zegt niets over de vrouw die op de kade stond toen de Praag langzaam wegvoer, ze zegt niets over de vrouw die daar stond te wuiven naar dat schip met die lege reling: het was hartstikke koud, zegt ze een beetje ruw. De kinderen waren meteen in bed gestopt, maar ze wuifde het toch na, dat schip waarop haar kinderen veilig waren.**

Hierna volgen de transporten elkaar in rap tempo op en per keer gaan er 150 kinderen mee, Engeland wil voortaan transporten die niet grote zijn dan 150 kinderen. Dat is ook makkelijker voor de Joodse organisaties die zo’n transport in een paar dagen klaar moeten maken, en voor de boot die de kinderen in de gewone lijndienst meeneemt. In december zijn er al 4 transporten per week.

In Nederland worden de treinen net over de grens opgewacht door vrouwen die klaar staan met limonade en maaltijden, snoep en speelgoed. Ook in de Hoek worden de kinderen opgewacht door vrouwen van diverse comité’s.
De treinen hebben wel eens vertraging, en komen dan eigenlijk te laat voor de boot. Vaak wacht deze wel een paar uur, zo zegt Truus Wijsmuller in het boek ‘Geen Tijd Voor Tranen’ ‘[…] tot grote woede van de gewone passagiers, want dat waren in die spannende maanden alleen maar zakenlieden en die hadden afspraken in Londen’.**

Voor de meeste kinderen was het behoorlijk spannend, voor het eerst de zee over. Maar de beleefde emoties doen ze al snel in slaap vallen. Zo schrijft Daisy Roessler Rubin: ‘De meesten van ons hadden nog nooit de zee gezien. We gingen aan boord, kregen een slaapplaats toegewezen, een warme maaltijd, en toen was het slapen na een lange, treurige en veelbewogen dag’.***
In Engeland was er eind november een oproep gedaan voor gastgezinnen, 500 gezinnen melden zich.
Ouders die hun kinderen in veiligheid willen brengen moeten een formulier invullen (deze kinderen hoeven van de Engelse regering geen visum te hebben) en een foto opsturen naar een provinciaal maatschappelijk werker, die alles doorstuurt naar Berlijn, waar de selectie plaatsvindt door mensen van de Reichsvertretung der Juden in Deutschland. Ouders moeten accoord gaan met het feit dat kinderen in gezinnen van allerlei gezindten geplaatst kunnen worden.
Eenmaal geselecteerd, worden de gegevens van het kind naar Engeland gestuurd, waarna inreispapieren naar Duitsland worden gestuurd, naar de vluchtelingenorganisaties, die dan aan de begeleiders van de transporten worden meegegeven.
Wezen krijgen voorrang (sommige ouders laten zelfs hun jonge kinderen in weeshuizen achter in de hoop dat ze een betere kans op overleving krijgen), daarna komen kinderen wiens ouder(s) al in een kamp zat of die het risico liepen zelf opgepakt te worden. Ook jongens die al in kampen hadden gezeten of veel risico liepen opgepakt te worden krijgen voorrang.

De ouders mogen geen afscheid van hun kinderen nemen op de stations, dat moeten ze thuis maar doen. De kinderen krijgen een nummer om hun nek gehangen en hun naam komt op een lijst te staan. Onderweg worden de kinderen en de lijsten veelvoudig gecontroleerd. Truus Wijsmuller regelt dat er steeds 2 beambten meegaan met de trein om de kinderen te controleren, zo is er geen oponthoud aan de grens, en zijn ze sneller in het veilige Nederland. Die moest ze wel zelf betalen. Zo waren deze ambtenaren een beetje in dienst van haar. Ze koopt hen ook wel eens om met een flesje Keuls water voor hun vrouwen, toen ze doorkreeg dat de ambtenaren maar een karig loontje kregen. Ook nam ze ze wel mee naar de restauratiewagen en kocht dan schnitzel met een groot glas bier voor ze. Het werd dan gemoedelijk, maar zodra ze vlak bij de grens waren begon ze ineens te snauwen dat ze nog moesten controleren. Ze verslikten zich dan bijna in hun glas bier en gingen meteen in de slag, onder de indruk als ze waren. Later begonnen ze haar wel te kennen maar dat heeft ze zo lang mogelijk uitgesteld door elke keer te eisen dat er iemand anders mee ging.
Een keer gebeurt het dat ze in Keulen erg lang moet wachten op de trein, van half vier tot elf uur ‘s-avonds. Het was december 1938, het vroor, maar ze moest op het perron blijven omdat het station zo groot was, dat ze een trein makkelijk konden missen. Ze maakt zich zorgen dat er wat gebeurd was met het transport, maar de vertraging bleek door sneeuw op het spoor te komen.
Als ze om half vijf ‘s-morgens in Rotterdam komen, krijgt ze te horen dat de boot al weg is, deze kon echt niet langer wachten. De kinderen moeten de trein uit. Twee dames van het Vluchtelingencomite, die de trein opwachtten nadat ze eerst in de Hoek hadden gewacht, zullen bij de kinderen blijven. Truus wil ook bij ze blijven, maar ze krijgt van een van de dames te horen dat ze om half negen alweer met de volgende trein naar Keulen moet om het volgende transport te begeleiden. Er staat een auto met chauffeur van een van de dames voor haar klaar om haar naar een hotel te brengen. Maar de chauffeur weet niet zo goed de weg in Rotterdam. Ze houden een agent staande en Truus vraagt waar ze even een uurtje naar bed kan. Ze wordt afgezet in een nogal gore buurt. Ze is nog maar net op de kamer of er wordt geklopt: er komt een man binnen die vraagt wanneer meneer komt? Ze zegt suffig: ‘Watte?’ Even later komt er een vrouw, die zei: u slaapt hier per uur, dit is een gelegenheid waar u met een man kunt zijn. Ze zegt weer: ‘Watte?’ Ze is zich maar gaan wassen en om half negen zit weer in de trein naar Keulen. Om drie uur die nacht komt ze met twee transporten kinderen aan in Hoek van Holland.
Daar staat de directeur van de Harwich Company, Quant, haar op te wachten (Ze bedoelt Quint. Gerrit Quint was zowel voor als na de oorlog directeur bij de ferrymaatschappij). Ook de Hoekse dokter staat er (dit zal dr. Knip geweest zijn). Ze willen weten waar ze die nacht gebleven was, ze hadden alle grote hotels afgebeld. Toen heeft ze maar bekend dat ze in een hoerenkast op de Schiedamse dijk geslapen had. Quant/ Quint wilde er werk van maken maar ze zei: ‘Laat maar, ik heb tenslotte gevraagd waar ik een uurtje kon slapen, maar ik wist niet dat een Rotterdamse agent zo ruimdenkend was’.**
Het duurt erg lang voordat alle kinderen aan boord zijn, toch wacht ze. Later ging ze niet verder mee dan Utrecht, omdat haar man niet meer wilde dat ze midden in de nacht thuis kwam en op een veldbedje in de gang sliep om hem niet wakker te maken. Hij zei: ‘Dat houdt geen mens vol’.
Toen kwamen de transporten uit Danzig er al bij. Op 24 augustus gaan de laatste Joden uit Danzig weg, de leden van het Joodse comité komen ook mee. Ze krijgt van de Gestapo complimenten omdat ze Danzig ‘Judenfrei’ had gemaakt. Ze willen een feestje voor haar geven als ze voor de 50e maal op Bentheim komt. Zelf wil ze dit helemaal niet; aan de andere kant wil ze ook het vertrouwen niet verpesten dat ze al opgebouwd had. Maar het zit haar zo dwars dat ze helemaal in het zwart gekleed naar het feestje gaat.
De kinderen worden veelal begeleidt door Joodse dienstmeisjes, die dan in Engeland aan de slag konden. Het Engelse comité betaalde de reiskosten, waarna zij het weer verhaalden op de pleeggezinnen.
Maar andere begeleiders gaan weer terug. Sommigen begeleiden diverse malen een transport, blijkt uit de dag-en nachtrapporten van de politie van Hoek van Holland. Deze waren verantwoordelijk voor de paspoortcontrole. In de rapporten staat te lezen dat bij terugkeer in Nederland het paspoort van de begeleiders werd ingenomen en aan de hoofdconducteur van de trein werd afgegeven, die het weer teruggaf zodra de trein de Duitse grens overging.

De kinderen waar nog niet een pleeggezin voor gevonden is gaan naar een vakantiekamp in Dovercourt, Harwich. Hier worden ze in de rij gezet als er gastgezinnen komen. Een meisje is zo scheel dat ze elke keer overgeslagen wordt. Ook hier bemoeit Truus Wijsmuller zich mee als ze dit hoort tijdens een bezoek aan het kamp, en wordt boos op de majoor die hier verantwoordelijk voor is. Hij wordt weer boos op haar, want waar bemoeit ze zich mee? Ze dreigt er mee naar de nationale pers te gaan. De majoor gaf toen wel toe dat dit soort praktijken de kinderen onwaardig was; daarna gebeurde dit niet meer.

De Joodse kinderen die in in Amsterdam verblijven komen bij Truus en haar man thuis. Ze doen spelletjes, maken huiswerk, en vinden zo een beetje huiselijkheid. Mijnheer Wijsmuller gaat met de jongens sporten, op zondag gaat hij met de kinderen naar Artis. Ook zorgen ze er voor dat jongens die 13 worden hun bar-mitzvah kunnen doen.

De bekende Hoekse Miep Jansen-van Vught herinnert zich hoe haar vader Marinus, die bij de boot werkte, op een dag thuiskomt met de tranen in de ogen. Haar moeder vraagt wat er aan de hand is en hij zegt: ‘wat ik nu gezien heb…een heleboel Joodse kinderen zijn met de trein meegekomen en met de boot nu onderweg naar Engeland’. Er zaten kinderen bij in reiswiegjes, net twee weken oud. ****
Op 30 augustus 1939 vindt het laatste transport van 60 kinderen plaats. Op 31 augustus vertrekken zij met de SS Amsterdam. Op 1 september wordt er een allerlaatste transport bij de Duitse grens tegengehouden. Dit was een transport van Sir Nicholas Winton, hij heeft in zijn eentje 669 kinderen uit Tsjechie weten te redden. Sommige van zijn transporten gingen met het vliegtuig direct naar Engeland, maar sommige gingen ook met de trein via de Hoek. De kinderen van dit laatste transport zijn bijna allemaal omgekomen in de Holocaust.

Op 3 september verklaart Engeland de oorlog aan Duitsland, nadat deze Polen is binnengevallen. Er zijn op dat moment bijna 10.000 kinderen gered.

Tante Truus, zoals ze door de kinderen genoemd wordt, zegt over o.a. de kruiers in Hoek van Holland: ‘ […] de kruiers die de kinderen op hun arm of hun schouder de loopplank van de boot opdroegen, hebben me altijd ontroerd; ik weet zeker dat al die duizenden kinderen van mijn transporten het zo hebben gevoeld: dit is een andere wereld–hier wonen goede mensen’.**

Op 14 mei 1940 lukt het Truus Wijsmuller om de kinderen die op dat moment in het Burgerweeshuis in Amsterdam verblijven, via IJmuiden naar Engeland te krijgen. Hoe ze dat voor elkaar krijgt, vertelt ze zelf in een aflevering van Lou de Jong’s ‘de Bezetting’

Truus Wijsmuller doet in de meidagen van ’40 nog een verwoede poging om de Joodse vluchtelingen die in een kamp in de Hoek zitten vrij te krijgen, maar tevergeefs (klik op de link voor artikelen op deze site over het kamp).
Tijdens de oorlog gaat ze, via andere kanalen, onverdroten voort met het redden van Joodse volwassenen en kinderen. Ze verzorgt voedselpakketten en medicijnen voor de kampen Gurs en St. Cyprien in onbezet Frankrijk. Door een conflict met het bestuur van het Rode Kruis in 1941 mag ze onbezet Frankrijk niet meer in.
In 1942 zorgt ze voor valse identiteitsbewijzen zodat Joodse mensen via Zwitserland kunnen ontsnappen. Dit gaat ergens mis, ze wordt door de Gestapo opgepakt en vastgezet in de gevangenis in Amsterdam, waar ze een paar dagen verblijft en voor verhoor naar de Euterpestraat moet. Maar ze kunnen niets bewijzen en ze wordt weer vrijgelaten.

Daarna blijft ze in Nederland en stuurt ze in samenwerking met een verzetsgroep voedselpakketten naar Westerbork, later ook naar Theresienstadt en Bergen-Belsen. Dit werk doet ze tot het eind van de oorlog. In de hongerwinter brengt ze kinderen naar Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel.

Na de oorlog wordt ze gemeenteraadslid voor de VVD in Amsterdam. Ze neemt plaats in diverse besturen, zo wordt ze ook bestuurslid van de Anne Frank Stichting (klik op de link voor een foto van Truus Wijsmuller in de kamer van Anne Frank). In 1966 wordt ze door Yad Vashem onderscheiden met de titel ‘Rechtvaardige Onder de Volkeren’ (klik op de link voor foto’s van de ceremonie).

Onthulling portretbuste van mevrouw Wijsmuller in Prinses Beatrixoord in het Oosterpark te Amsterdam, mevrouw Wijsmuller naast haar beeld (collectie: Nationaal Archief, foto Ron Kroon / Anefo)

Truus Wijsmuller bij de onthulling van haar portretbuste in Amsterdam
Uit onderzoek onder 1000 van de Kinder, zoals ze zichzelf noemen, blijkt dat zo’n 41% nooit meer hun ouders heeft teruggezien. Ongeveer 60 procent ziet één van de beide ouders nooit meer terug.
De Kinder zwerven na de oorlog over de hele wereld uit. Onder hen zijn zelfs Nobelprijswinnaars.

Eén van de Kinder, Frank Meisler, wordt beeldhouwer. Hij neemt het initiatief tot het maken en plaatsen van sculpturen in plaatsen waar de treinen en schepen vertrokken. Zo neemt hij ook contact op met de gemeente Rotterdam. Burgemeester Aboutaleb legt contact met het Fort, waar Ed van Berkel op dat moment ook is. Hij neemt, als hij hoort dat het project echt gaat lopen, samen met Karin van Paassen contact op met de deelgemeente. Zij vinden dat er iets moet komen om de Hoekse bevolking over de transporten te informeren, en nemen het initiatief tot de website voetstappen naar een nieuw leven, wat ertoe leidt dat de organisatie rond het Kindermonument contact met hen opneemt en hen inschakelt bij de promotie. Ze komen in contact met enkele Kinder, Ed van Berkel geeft interviews voor de televisie, voorlichting op scholen en voor de scouting, en twee Kinder vertellen hun verhaal op Hoekse lagere scholen.

Het monument wordt op 30 november 2011 onthuld en heet ‘Channel Crossing to Life’. Het staat langs de Koningin Emmaboulevard.

Onthulling van het monument 'Channel Crossing to Life' © Mirjam Visser
Onthulling van het monument ‘Channel Crossing to Life’ (foto Mir Visser)

Met dank aan Ed van Berkel, Karin van Paassen en Niels Pikker.


Geraadpleegde bronnen:

*www.heijmerikx.nl/

** ‘Geen Tijd Voor Tranen, een moedige vrouw redt 10.000 kinderen uit de handen van de Nazi’s’, Truus Wijsmuller-Meijer. Salamander, 2e druk, 1963. Blz 72, 73, 103, 106

*** http://www.ajr.org.uk/journalpdf/2011_Sep.pdf

****http://www.hartvannederland.nl

Wikipedia

Der jüdische Kindertransport von Deutschland nach England 1938/1939, Rebekka Göpfert. Campus Verlag 1999

Kindertransporten 1938-1948, Vera K. Fast. BBNC uitgevers, 2016

Het boek “Geen tijd voor Tranen” is digitaal beschikbaar gemaakt door de Historische Vereniging Alkmaar: https://issuu.com/archiefalkmaar/docs/truus_wijsmuller-meijer_geen_tijd_voor_tranen-klei

In maart 2020 kwam de documentaire over Truus Wijsmuller, Truus’Children, van Pamela Sturhoofd en Jessica van Tijn gereed
In 1Vandaag van 3 mei werd er aandacht aan besteed. Er zijn beelden van interviews met Truus Wijsmuller te zien

Op de website van Voetstappen kunt u onder het kopje ‘Hoek van Holland’ uitzendingen van de media terugzien over de onthulling van het monument

Het Holocaustcentre heeft op haar website 4 interactieve quilts over de Kindertransporten. Als u één van de vierkanten op een quilt aanklikt, krijgt u een kort verhaal te horen van de betrokken persoon. Via deze link krijgt u een inschepingsbiljet voor de “Prague” te zien

De BBC zond onlangs in hun progamma Newsnight een stuk uit over de 75e herdenking van de Kindertransporten. Er is onder andere een interview met Frank Meisler te zien

Deel dit artikel