In het artikel ‘Het Joodse Vluchtelingenkamp deel 2’ heeft u kunnen lezen hoe het de vluchtelingen verging in kamp Vianda en tijdens de gevechten in de meidagen van 1940. In dit artikel kunt u lezen wat er daarna met hen gebeurde.

Als de vluchtelingen op 19 mei met bussen uit het kamp weggevoerd worden,  is het de instanties niet bekend waar de vluchtelingen naartoe gaan. Sam Presser schrijft in zijn standaardwerk ‘Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945’

60 illegale vluchtelingen die zich Hoek van Holland bevonden, werden door een misverstand tezamen met een aantal Duitse deserteurs, eveneens aldaar aanwezig, naar Duitsland gebracht, vanwaar zij na een zwerftocht van enige maanden door verschillende Duitse gevangenissen naar Nederland terugkeerden en vervolgens in Westerbork geïnterneerd werden.****

Sam Presser

Een aantekening op een map, aanwezig in het archief van het ministerie van Justitie, meldt dat de vluchtelingen vermoedelijk naar Münster zijn vervoerd.

Aangezien de vluchtelingen maar 20 minuten de tijd hadden om hun koffers te pakken, konden ze niet alles meenemen. Daarnaast bleek er in de bussen geen ruimte te zijn voor bagage, dus de koffers bleven in de Hoek staan. Eind juli 1940 werden de koffers van hen die onder de zorg van het Joodse Vluchtelingencomité vielen, door de Sicherheitsdienst doorzocht, en de dag daarna meegegeven aan Edwin Sluzker van het comité. Sluzker was ook enige tijd inwoner van het vluchtelingenkamp, maar kwam te werken voor het comité. In de oorlog was hij lid van de Expositur.*****
Er blijven nog enkele eigendommen in het kamp. Deze worden in 1941 op verzoek van de eigenaren verzonden naar familie in Duitsland, of Westerbork, of in veel gevallen op verzoek van de Sicherheitspolizei naar Den Haag.

In de correspondentie over de koffers heeft één (onbekende) schrijver het er over dat hij had gehoord dat de vluchtelingen in Dortmund zouden zijn.

Simon Gutter overleeft de oorlog. Hij vertelt in de jaren ’90 in een interview voor de Shoa Foundation dat hij het idee dat had dat de Duitse autoriteiten een beetje met hen in de maag zaten. Ze kwamen de Duitse deserteurs halen en wisten niet goed wat ze met de vluchtelingen aan moesten. Ze zijn toen toch maar in de bussen gezet. Er zaten SS bewakers in elke van de drie bussen.
Eerst werden ze naar een krijgsgevangenkamp in Hemer gebracht. Maar al snel had men daar door dat zij geen soldaten waren, in hun dagelijkse pakken. Vandaar gingen ze naar de Gestapogevangenis in Dortmund, en daarna naar de gevangenis in Bochum. Hier bleef een enkeling, terwijl de rest doorging naar de gevangenis van Herne. Vandaar ging Gutter in ieder geval naar Sachsenhausen, terwijl er 20 naar Westerbork gingen. Zij arriveerden daar op 25 februari 1941.
De datums die op de brieven staan waarin om opsturen van de koffers wordt gezocht, liggen allemaal in maart 1941.

Volgens sommige kaarten van het Rode Kruis gingen ze ook via de gevangenis van Aken.

Op de kaart van Josef Wenger staat dat hij van Hoek van Holland, via Aken, Dortmund en Herne met 20 anderen terugging naar Westerbork
De kaart van Gottfried Kulhavy

In het Nationaal Archief te Den Haag ligt een lijst met namen van alle mannen die op 19 mei 1940 uit het kamp weggevoerd werden.

Ik heb onderzoek naar hun lot gedaan, via het internet, maar ook via het Oorlogsarchief van het Rode Kruis. Ik mocht daar langskomen en de gedigitaliseerde cartotheken inkijken, waar ik Drs. Marieke Bos zeer erkentelijk voor ben.
De resultaten heb ik in een excelbestand gezet en kunt u via een link bekijken.

In het vluchtelingenkamp bevinden zich op 10 mei overwegend Joodse vluchtelingen. (De Duitse dienstweigeraars en deserteurs worden hier behandeld). Maar er zijn ook mannen die gevlucht waren omdat ze vervolgd werden, of bang waren voor vervolging, om hun geloof of politieke voorkeur. De eersten waren Protestants of Rooms-Katholiek, de laatsten waren voornamelijk communisten of sociaal-democraten.

Onder de Joodse vluchtelingen bevinden zich er zeker 3 die op 10 oktober 1938 uitgezet waren naar het Poolse Zbazsyn, of Bentschen zoals de Duitsers het noemden. Op deze datum worden duizenden Poolse Joden -mannen, vrouwen en kinderen- door de Nazi’s uitgezet naar Polen. Dit is in reactie op het plan van de Poolse autoriteiten om Poolse Joden die buiten het land wonen, hun nationaliteit te ontnemen. De Poolse autoriteiten echter willen hen niet zomaar toegang tot het land geven. Dit leidt tot mensonterende omstandigheden. De mensen blijven lang in onzekerheid in niemandsland en zoeken onderdak waar ze het vinden kunnen, zoals schuren en stallen, voordat er eindelijk een vluchtelingenkamp wordt geopend. 
Een van de Joden die zo over de grens wordt gezet was Zindel Grynszpan. Hij stuurt een bericht naar zijn zoon Herschel in Parijs, waarin hij de verschrikkingen beschrijft die zijn familie moest doorstaan. Herschel wordt hier zo boos over, dat hij op 7 november naar de Duitse ambassade gaat en daar, willekeurig, de diplomaat Ernst vom Rath neerschiet. Deze overlijdt 2 dagen later aan zijn verwondingen. De Duitse wraakactie die hier op volgt, is de Kristallnacht, waardoor veel Joden het land uitvluchten, en Nederland ertoe over gaat om interneringskampen op te richten om de vele illegale vluchtelingen in onder te brengen….

Eén van de vluchtelingen die naar Zbazsyn was uitgezet was Jozef Sternlicht. Lees hier zijn verhaal, dat ik hielp uitzoeken naar aanleiding van een zoektocht van zijn achterkleinzoon.

Ik heb alle namen ook gegoogeld, en dat leverde diverse resultaten op, zoals een overlevende die een verzoek tot naturalisering tot Nederlander doet na de oorlog, of een foto van een grafsteen van iemand die in een kamp is omgekomen, maar ook krijgt een naam soms ineens een verhaal.
Zoals bijvoorbeeld Leiser Geber uit Bolechow (P) die in Leipzig woonde met zijn gezin. In documenten staat te lezen dat zijn 3 kinderen, Ruth, Margot en Wolf-Willy eerder dan hun ouders naar Nederland waren gekomen en bij familie verbleven.
Na hun aankomst in Nederland in augustus ’39 verblijven Geber en zijn vrouw in Oostzaan. Geber komt in februari ’40 in het kamp in Hoek van Holland terecht, zijn vrouw, Chaja Mirjem Spett,  in Westerbork, vanwaar ze een verzoek indient om haar zoontje bij zich te mogen hebben. Dit wordt ingewilligd. Ook schrijft zij brieven aan de ministers van Justitie en Binnenlandse zaken, waarin ze verzoekt of haar man, die in februari ’40 naar Hoek van Holland is overgebracht, vanuit de Hoek naar Westerbork mag komen, omdat hij een speciaal dieet heeft waar in het kamp in de Hoek niet voor gezorgd kan worden, en in Westerbork wel. Aan het verzoek is nooit voldaan, omdat de oorlog uitbreekt (de laatste brief hierover dateert van 9 mei 1940).
Het hele gezin is omgekomen in de kampen: Geber in Sachsenhausen, zijn vrouw en zoontje in Auschwitz en zijn twee dochters in Neustadt-Glewe (een subkamp van Ravensbrück).
Meer informatie over de ouders en de kinderen Willy, Ruth, Margot
Voor scans van de brieven en een foto van zoontje Wolf-Willy
Of ineens is er een foto van iemand, zoals de trouwfoto van Hans Müller (zie blz. 10).

Eén vluchteling, Alfred Jurke, wordt voor hoogverraad ter dood veroordeeld op 25-8-42 door het beruchte Volksgerichthof in Berlijn, met op dat moment de gevreesde Roland Freisler als voorzitter. Jurke wordt geëxecuteerd op 3-11-42.
In het Duitsland van toen worden de kleinste vergrijpen, zoals minachtend over Hitler spreken of defaitistische uitspraken doen, tot hoogverraad bestempeld. Het Volksgerichthof werd speciaal opgericht om deze vergrijpen te ‘berechten’.

Ik heb er voor gekozen om de gegevens van de mannen in een excelbestand te zetten. Om ze in een blogpost te behandelen zou het onleesbaar maken. De namen heb ik een kleur gegeven naar gelang ik informatie over hen vond: rood=overleden in de oorlog, groen=heeft de oorlog overleeft, geel=onbekend.

Diverse mannen waren ingeschreven in het bevolkingsregister van Rotterdam voordat ze naar het interneringskamp gingen. Zij zijn terug te vinden in het boek Kaddisj, een uitgave van Stichting Comité Loods 24, waar de omgekomen Rotterdamse Joden in herdacht worden. Van niet al deze mannen is het lot bekend en dat staat daar als zodanig aangegeven, hoewel ik van een enkeling zijn lot terugvond via het ‘Gedenkbuch Opfer der Verfolgung der Juden unter der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft in Deutschland 1933-1945’ van het Bundesarchiv.
Als er volgens de Kaddisj ‘vermist’ staat, betekent dit dat de persoon vermoedelijk dood is. In zo’n geval heb ik het vakje geel gemaakt met de naam in het rood.

Niet alle gegevens kloppen. Bronnen geven soms diverse overlijdensdata aan voor één persoon, of een andere geboorteplaats. Ik vermeld in zo’n geval beide gegevens.

Indien er bij ‘gedeporteerd naar’ geen kampnaam is ingevuld maar de betreffende persoon wel is omgekomen in een kamp, houdt dit in dat niet bekend is welke weg deze persoon (vanuit Hoek van Holland) naar dat laatste kamp heeft afgelegd.

Als ik meer over een persoon vond op het internet, heb ik links naar de betreffende pagina’s bijgevoegd.

Van zo’n 40 personen vond ik informatie via de afdeling Oorlogsnazorg van het Rode Kruis. Als nabestaanden wilden weten wat er met iemand was gebeurd, dienden ze een verzoek in bij het Rode Kruis, welke dan op onderzoek uitging. Als er een persoon nog in leven was, werd dit op de kaart als zodanig vermeld, met een bijna ontroerend uitroepteken erachter.

in leven!

Er zaten 102 vluchtelingen in het kamp. Van 53 van hen kon ik niets terugvinden. Van 34 Joden is met zekerheid te zeggen dat zij in de kampen zijn omgekomen. Zeker 15 mensen hebben de oorlog overleefd.

U kunt het exceldocument hier bekijken. Klik op het vergrootglas links bovenaan de pagina die opent om in te zoomen. (Delen mag, maar alleen met bronvermelding)


Geraadpleegde bronnen:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Rijksvreemdelingendienst (RVD) en Taakvoorgangers, nummer toegang 2.09.45, inventarisnummer 1775
Het oorlogsarchief van het Rode Kruis, bestaande uit de gedigitaliseerde cartotheken van de Joodsche Raad, het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen (ABC) en de Centrale Europeesche Cartotheek (CEC).
Het boek Kaddisj
De Sterbebücher van Auschwitz
Het Digitaal Monument Joodse gemeenschap
Het Gedenkbuch van het Bundesarchiv

Deel dit artikel