In Duitsland nemen de maatregelen tegen de Joden, naarmate de jaren ’30 vorderen, hand over hand toe. Meteen nadat Hitler aan de macht komt in januari 1933 worden velen uit hun functies ontheven. De Neurenberger rassenwetten van 1935  bepalen wie Joods is en wie niet of gedeeltelijk, en hun burgerrechten worden hen ontnomen.
Velen van hen besluiten dan ook uit te wijken naar het buitenland. In eerste instantie helpt Duitsland de Joden nog door ze legaal te laten emigreren, al is het met achterlating van have en goed. Maar het net sluit zich steeds strakker om hen heen en na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 neemt de vluchtelingenstroom flink toe. Velen kunnen naar Noord- en Zuid Amerika, Engeland en Palestina. Anderen vluchten naar België, Frankrijk en Nederland, al dan niet legaal verblijvend. Vooral met de illegale vluchtelingen was Nederland niet blij. Men besluit om de illegaal verblijvende mannelijke vluchtelingen, die zich regelmatig bij de politie moeten melden, in kampen op te sluiten. Voor Hoek van Holland wordt door de regering de Rotterdamse Vacantieschool (motto; drie weken zon en zee, zonder zorgen) aan de Langeweg gevorderd.

De Rotterdamse Vacatieschool in 1939, op dat moment in gebruik door Rotterdamse kinderen (collectie: Stadsarchief Rotterdam)

Op 19 december 1938 ligt er voor de mannen een oproep in de bus om zich bij de vreemdelingenpolitie te melden, maar nu mogen ze niet terug naar huis, hun gezin. Ze worden zonder pardon naar een kamp vervoerd. In bussen worden ze naar de Hoek, alsook naar de voormalige heropvoedingskolonie in Veenhuizen gebracht. In de avonduren arriveren de eerste Joodse vluchtelingen in het kamp van de R.V.S. Dit alles onder politiebegeleiding. Mannen van boven de 30 jaar gaan naar de Hoek, jongere mannen gaan naar Veenhuizen.

Het Volksdagblad, een uitgave van de Communistische Partij Nederland, van 22-12 spreekt verontwaardigd van een ‘morele mishandeling…van concentratiekamp naar concentratiekamp’. Het Algemeen Handelsblad van 30-12 daarentegen, zegt: ‘in een geordende samenleving is een dergelijke regeringsmaatregel begrijpelijk’.

Vrouwen en kinderen die naar de Hoek komen om hun mannen te zien, krijgen geen toestemming om het kamp te betreden. In eerste instantie wordt dit niet toegelaten door de kampcommandant, kapitein der Infanterie Janssen, maar laat inspecteur der politie Pous wel enkele vrouwen binnen. Tijdens de Kerstdagen is dit juist andersom. Er zijn dan ook veel vrouwen en kinderen te zien die rondjes om het kamp blijven lopen in de hoop de mannen een brief of een pakje toe te kunnen stoppen. Soms lukt het ze om over de omheining een praatje te maken, maar al snel worden ze weer gemaand om door te lopen.
In het Zaans Volksblad van 31 december staat een afbeelding van een vrouw die aan het hek met haar man een praatje maakt, onder toeziend oog van de politie.

Een van de gebouwen van de Rotterdamse Vacantieschool van binnen (collectie: Stadsarchief Rotterdam)

Er is één vrouw, van Arische afkomst, die op 1e Kerstdag met haar dochter met de trein vanuit Berlijn komt. Ze komt om een scheiding te regelen, omdat ze door de Duitse overheid te verstaan is gegeven dat ze van haar Joodse man moet scheiden, wil ze haar bedrijf kunnen houden en niet met haar dochter het land uitgezet worden. Maar ook haar wordt de toegang tot het kamp ontzegd. Ze mag wel een half uur met haar man bij het hek praten, maar dat is alles. Als ze op oudejaarsdag teruggaat, kan ze niet eens afscheid van hem nemen. Ook de pers, die komt informeren naar de negatieve berichten, komt er niet in.

Eén van de mannen die op 19 december in het kamp terechtkomen is Fritz Pfeffer. Deze tandarts uit Berlijn was na de Kristallnacht met zijn partner naar Nederland gevlucht. Na een paar dagen blijkt echter dat hij niet illegaal naar Nederland was gekomen en dus niet in het kamp hoorde. Op 24 december verlaat hij onder begeleiding van een Amsterdamse rechercheur het kamp. Hij vestigt zich in Amsterdam en begint een tandartspraktijk. In november 1942 besluit hij onder te duiken, en komt terecht bij de familie Frank aan de Prinsengracht, waar hij een slaapkamer met de jongste dochter van het gezin, Anne, deelt. In haar wereldberoemd geworden dagboek noemt zij hem Dr. Dussel.
Pfeffer had zijn zoontje Werner op één van de eerste Kindertransporten kunnen krijgen. Hij vertrok op 1 december 1939 met het S.S. Prague vanuit Hoek van Holland.

Op 29-12 spreekt het Zaans Volksblad van moeilijkheden in het kamp. Het is een strenge winter, en de barakken zijn daar niet op gemaakt. Het tocht en er komt stuifsneeuw binnen. Er is ook geen medische hulp toegestaan van aanwezige Joodse artsen. Een man die op last van dokter Knip, de Hoekse huisarts, naar het ziekenhuis wordt gestuurd, komt bij terugkomst het kamp niet meer in; inspecteur Pous laat hem niet toe. De volgende dag mag hij toch weer het kamp in na doelloos door de Hoek gezworven te hebben. Dit alles leidt tot onrust, commandant Janssen dreigt zijn functie neer te leggen en er vinden ook enige ontsnappingspogingen plaats. Dit leidt tot een extra toezicht van de gemeentepolitie, er komen meer lampen om het kamp, rijksveldwachters houden de wacht met honden, en de politiepost van het strand wordt naar het kamp verplaatst.

Een ambtenaar van Binnenlandse Zaken komt met een wethouder uit Rotterdam en dhr Rothfusz, de eigenaar van het kamp, polshoogte nemen. De pers kan er niet achter komen wat er besproken wordt. Tevens worden de mannen aan het werk gezet om ze bezig te houden en zo meer onrust te voorkomen.

In januari wordt commandant Jansen vervangen door reserve-kapitein J. Schol. Jansen wordt beschuldigd van fraude, hij had van een vluchteling 100 gulden gekregen om te doneren aan het vluchtelingencomité, maar dat bleek maar gedeeltelijk gedaan te zijn. Ook de onenigheden tussen hem en inspecteur Pous zouden met zijn ontslag te maken hebben, maar er wordt aan de pers gemeld dat de wisseling al gepland was en hier niets mee van doen heeft. De taken van de politie houden hiermee ook op.

Nieuw Israëlietisch Weekblad, 17 maart 1939, via kranten.kb.nl

Met de komst van commandant Schol wordt het verblijf iets aangenamer, zover dat kan als men opgesloten zit in een land waarvan men gastvrijheid verwachtte. Er wordt voor vermaak gezorgd niet alleen in de vorm van lectuur, sport en biljart, maar ook door optredens van bijvoorbeeld het Hoekse koor Vox Humana en film- en muziekavonden. Er wordt les in vreemde talen gegeven. Ook mag men onder begeleiding in groepjes buiten het kamp een wandeling maken, mogen getrouwde mannen wier vrouw in Nederland verblijft, 24 uur op verlof en mogen echtgenotes, na een strenge controle, het kamp in. Meegebrachte etenswaren echter wordt hen afgenomen.
De 17 jarige vluchteling Leo Blumensohn, die enkele maanden in het kamp verblijft, zegt:

‘[…] Het was een echt kamp, met marechaussees en prikkeldraad eromheen. Het leek op een kamp waar je niet meer uit kwam. Er waren zo’n 300 vluchtelingen. […] Ik hoefde niet veel te werken. Ik maakte de barakken schoon en dweilde de vloeren, dat was niet erg zwaar. Het eten was niet goed en het was te weinig, maar in ieder geval kregen we te eten.’

De 17 jarige vluchteling Leo Blumensohn

Mensen waarvan hun papieren om te emigreren in orde komen (meestal met behulp van familie in het buitenland), worden vrijgelaten om hun reis voort te zetten. Maar degenen zonder de juiste papieren blijven in de kampen. Ze voelen zich in de steek gelaten door de Nederlandse regering, die niet meewerkt aan hun emigratie waardoor hun verblijf in de kampen permanent lijkt te worden.

Dan, in februari, is er een nieuwe opstand. De beperkte bewegingsvrijheid, censuur op de post, het feit dat men voor versnaperingen moet betalen, het lange verblijf, het niet mogen ontvangen van voedsel van echtgenotes, al dit leidt tot een hongerstaking. Enkele mannen worden voor straf een dag opgesloten in het fort. Er komt nog eens een extra omheining om het kamp om eventuele vluchtpogingen moeilijker te maken.
Hierna krijgen de mannen een pasje waarmee ze zich buiten het kamp mogen begeven.

Het verblijf in het R.V.S. kamp duurt tot 7 april 1939, dan wordt het kamp overgenomen door Mariniers i.v.m. de voormobilisatie. Een deel van de vluchtelingen wordt overgebracht naar Hellevoetsluis, waar ook een kamp is, en een deel naar een kamp in Reuver. De overgebleven 100 vluchtelingen nemen hun intrek in de gebouwen van de voormalige exportslachterij ‘Vianda’. Deze stond aan de Slachthuisweg, ten hoogte van de huidige DSM.

Lees verder in deel 2



Geraadpleegde bronnen en archieven
De volgende kranten van de Koninklijke Bibliotheek op Delpher
Het Vaderland
Het Volksdagblad
Algemeen Handelsblad
De Tijd
Zaans Volksblad
Leeuwarder Courant
Nieuwsblad van het Noorden
Nieuwsblad van Friesland
Nieuw Israëlitisch Weekblad

Via de online kranten van het Historisch Archief Westland:
De Westlander
De Westlandsche Courant


https://www.annefrank.org/nl/anne-frank/de-hoofdpersonen/fritz-pfeffer/

Willy Lindwer, Getuigen van Westerbork, kamp van hoop en wanhoop 1939-1945, blz 58. Leo Blumensohn komt ook in Westerbork terecht en is daar de eerst ingeschreven persoon.

Reserve-kapitein J. Schol wordt in mei ’40 commandant van Westerbork. Meer over hem: http://www.holocaust-lestweforget.com/

Voor meer over het Nederlands vluchtelingenbeleid en Westerbork
www.go2war2.nl/
www.kampwesterbork.nl

Voor meer over het Joodse emigratiebeleid van Duitsland www.ushmm.org

Deel dit artikel