Een bunker werd gebouwd uit met staalijzer versterkt beton. De Duitsers noemden dit Ständiger Ausbau in Stahlbeton. Zo’n bunker moest bestand zijn tegen zware vliegtuigbommen van 500 kilo en granaten van 22 centimeter. De dikte van de muur en het dak varieerden tussen de 2 en 3.5 meter. Een dak en muren van 3.5 meter dik werd aangegeven met ‘Baustärke A’ en wanden en dak van 2 meter dik met ‘Baustärke B’.
Bij de ingang van de bunker werd door middel van de letters ‘St.’ (Ständig) aangegeven dat de bunker bomvrij was; hierdoor wisten de soldaten tijdens een aanval dat ze in zo’n bunker veilig waren. Deze bunkers noemden de Duitsers ‘Schusssicher’, ‘Ständiger Ausbau’ of ‘Festungsmässig’.

Een Amerikaanse soldaat poseert bij een bunker (type 669) in aanbouw bij d'Ozouville- Les Maresquiers sur la commune de Querqueville (National Archives USA)
Een Amerikaanse soldaat poseert bij een bunker (type 669) in aanbouw bij d’Ozouville- Les Maresquiers sur la commune de Querqueville (National Archives USA)

Allereerst werd er een bouwput gegraven. Dan werd de bewapening voor de funderingsplaat aangebracht waarin de mantelbuizen voor afwatering, telefoon e.d. werden geplaatst en werden putjes en kabelgoten uitgespaard. Daarna werd de bekisting van de binnenkant van de bunker geplaatst alsmede de wapening van de wanden. Alle in te storten onderdelen zoals deurposten, leidingen, pantserschilden e.d. kregen hun plaats, daarna werden de plafondprofielen en plaatijzer neergelegd. Vervolgens werd de buitenbekisting getimmerd. Een enkele maal, zoals bij de geschutsbunkers in Batterie Vineta, werd er van de lege cementzakken een prop gemaakt of werden deze in de lengte verfrommeld, waarna ze aan de binnenzijde van de buitenbekisting werden vastgemaakt. Zo werd camouflage gecreëerd. Dan werd het beton gestort. Zodra dat uitgehard was konden de deuren in de posten gehangen worden, verlichting en gasfilters opgehangen en heraklith-issolatie op wanden bevestigd worden, etc.

Een pagina uit een Duitse Typenheft van het type 625 (NIHM)

De bunkers werden in grote mate gestandaardiseerd. Men wist hierdoor precies hoeveel materiaal en mankracht er voor een bepaald type bunker nodig was, en in welke tijd die bunker gebouwd kon worden. Een manschappenbunker kon in een tijd van 8 tot 11 weken gebouwd worden, een geschutsbunker 8 tot 15 weken.

Iedere bunker kreeg ook een registratienummer, gekoppeld aan het bouwpunt. Batterie Vineta was bijvoorbeeld Baupunkt 14 b. Zo heeft bijvoorbeeld de munitiebunker, tevens genaamd ‘Hamburg’, het nummer 1421.
In veel bunkers in Hoek van Holland zijn ook nummers in combinatie met de letters EM, EH of EL te vinden. Deze oude nummering stond voor ‘sector E’ en het onderdeel van de Wehrmacht: Marine, Heer of Luftwaffe. Tijdens de oorlog raakte deze nummering in onbruik. In sommige gevallen werd het oude nummer direct overgeverfd met de verf van het nieuwe registratienummer.

De bunkers werden ontworpen door de Festung Pionier Stab (Genie) en gebouwd onder leiding van de Organisation Todt (van ingenieur Fritz Todt.). De bouw werd uitgevoerd door lokale aannemers die vrijwillig voor de OT werkten. Er werd ook gebruik gemaakt van dwangarbeiders. Meestal waren dit mensen die tijdelijk aan de bunkers, loopgraven en versperringen werkten. Op het hoogtepunt kwamen er in de Hoek dagelijks 7000 arbeiders met de trein aan, de meesten werkten aan het Kernwerk.

Adolf Hitler bestudeert modellen van verschillende bunkertypen, speciaal ontworpen voor de Atlantikwall. Op de voorgrond is vermoedelijk het zelfde type bunker (625) als de bovenstaande afbeelding te zien. We zien van links naar rechts de personen: Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel, Adolf Hitler, Oberst Erich Kahsnitz en General der Pioniere Alfred Jacob. (bron: onbekend).

Geraadpleegde bronnen:
Hans Sakkers, Festung Hoek van Holland, een parel van de Atlantikwall aan de Nieuwe Waterweg 1942-1945H. F. Ambachtsheer, Van Verdediging naar Bescherming, De Atlantikwall in Den Haag
P. Harff en D. Harff, IJmuiden-Den Haag, Atlantikwall 1940-1945

Deel dit artikel