Op 25 mei 1940 werd Johannes Jannes Jansen door de Duitse bezetter gedemobiliseerd als dienstplichtig militair en uit het Nederlandse leger ontslagen. Hierna pakte hij zijn beroep als stoffenhandelaar weer op. Vervolgens sloot hij zich aan bij een pas opgerichte anti-Duitse illegale organisatie, de OD of Orde Dienst. Hij werd lid van de afdeling Maartensdijk en Zuylen in de provincie Utrecht waar hij opklom tot districtsleider. Eind 1941 werden diverse leden van zijn beginnende verzetsgroep door de Duitsers opgespoord en gearresteerd. Jansen wist te ontkomen en kreeg opdracht om, met de door het verzet verzamelde gegevens, naar Engeland te gaan. Dit waren gegevens over de, door de Duitsers, te bouwen “IJssellinie” en de verbroken radiocontacten. Jansen besloot nu om een groepje betrouwbare medestanders te verzamelen om samen met hem naar Engeland uit te wijken. Door zijn werk als stoffenhandelaar had hij veel contacten in het hele land.

Het vluchtplan.
In Assen woonde Abraham (Bram) Levi (31 jr.) met zijn vrouw Greta Cato Levi-Mendels.(31 jr.) Bram was vertegenwoordiger in de manufacturen- en stoffen groothandel van zijn vader en had daardoor ook veel relaties, onder andere met Johannes Jansen. De laatste maakte Bram op een gegeven moment deelgenoot van zijn plan. Ook vertelde hij dat hij dit wilde doen met nog enkele betrouwbare mensen. Voor het Joodse echtpaar Levi Bram was de keus niet moeilijk. Zij moesten zo snel mogelijk weg uit Nederland naar een veiliger land. Zij sloten zich aan bij Jansen en verlieten op 19 november 1941 in het geheim hun woning in Assen. Zij lieten alles achter en vertelde niemand, ook hun naaste familie iets over hun plan. Zij namen de trein naar Utrecht en maakten ’s-avonds bij Jansen kennis met nog vijf andere leden van de groep.

De groep potentiele Engelandvaarders bestond nu uit negen personen, Johannes Jansen (24 jr.), Bram (31 jr.) en Greta Levi (31 jr.), Walrave van Krimpen (47 jr.) oud-militair en verzetsman, Anton (Tonny) Loontjes (19 jr.), oud-marinier, Adriaan van der Craats (20 jr.) en Jan Bastiaans (21 jr.) beiden oud-matroos bij de Koninklijke marine, oud-sergeant Theo Meinardus Daalhuizen (24 jr.) en Gerardus van Asch (19 jr.) student.

De HH08 van het Hafenschutzflottille Hoek van Holland in de Berghaven. Rechts de mast van het lichtschip Maas (collectie: Stichting Fort aan den Hoek van Holland).

Men dacht aan Hoek van Holland als vertrekhaven naar Engeland. Van Krimpen reisde 14 dagen eerder naar de Hoek en verkende de situatie daar. Zijn verslag was niet erg positief. Hoek van Holland was een zwaar bewaakt en verdedigde Duits gebied en een haven voor Duitse Schnellboote en andere oorlogsschepen. Tussen deze oorlogsschepen lag een reddingvlet van de Zuid-Hollandse Redding Maatschappij. Het scheepje had een benzinemotor van 20 pk en was wit geschilderd met een rode band rondom en rode kruis tekens. De vlet was naast een oorlogsschip afgemeerd en met een ketting daaraan vastgelegd.

Ook moest men tijdens het vertrek rekening houden met de maanstand, eb en vloed beweging en de routine van de Duitse wachtposten rond de haven. De militairen naderde elkaar van twee punten en als zij bij elkaar waren keerden zij zich om en verwijderde zich weer van elkaar. Ondanks deze belemmeringen besloot de groep het toch te wagen om de reddingvlet te stelen voor de overtocht.

De vlucht.
Nederlandse marineofficieren verstrekte informatie over stromingen, getijden, lichtseinen en dergelijke. De groepsleden reisden in koppeltjes van twee met de trein naar Hoek van Holland. De volgende stap was, het ongezien aan boord krijgen van de groepsleden. Dat probleem werd opgelost doordat Jansen in het café “Het Kruispunt” 1 een toevallige ontmoeting had met een eigenaar van een kolenboot die ook in de Berghaven lag. Die kolenboot zorgde voor bunkerkolen voor de Duitse oorlogsschepen. De schipper was een goede vaderlander. Hij verstrekte informatie over de reddingvlet, de aanwezige Duitse militairen en overige zaken. Ook konden het gezelschap aan boord komen van de kolenboot zodat zij vandaar konden overstappen op de vlet.

Op de avond van 20 november 1941 glipte het gezelschap steeds in groepjes van twee en drie aan boord van de kolenboot. Zij slopen langs de Duitse wachtposten, als deze het verst van elkaar waren verwijderd. Op de boot werden zij met koffie en brood opgevangen door de schipper en zijn vrouw. Deze mensen namen daardoor ook een groot risico. De mannen droegen een omwonden peddel en gereedschap om te zagen en te vijlen onder hun kleding. Als laatste ging Jansen aan boord van de kolenboot.

Het was ’s-avonds om 8 uur toen onder dekking van de duisternis en opkomende mist van Krimpen, Craats en Bastiaans het lukte om de reddingvlet los te maken van het oorlogsschip. De mensen gingen nu heel voorzichtig en stil aan boord van de vlet.

Hierna roeide men heel zachtjes met de omwikkelde peddels de Berghaven uit. Net toen men de Berghaven uit was liepen er een aantal snelboten vanuit zee de Nieuwe Waterweg binnen terwijl een groot eskader geallieerde vliegtuigen ook vanuit zee over Hoek van Holland vloog. Ondanks de hectiek van de bundels licht van de zoeklichten welke de overvliegende vliegtuigen probeerde te vangen en het lawaai van de vurende stukken luchtafweergeschut glipte het scheepje met de acht opvarende met de ebstroom door de duisternis naar zee.

De reddingvlet “Maasvlakte” van de ZHRM verlaat de Berghaven (collectie: Piet Heijstek)

Op zee bleek dat de bougies 2 en de startknop van de motor waren verwijderd. Ongeveer 3 mijl uit de kust vond men de bougies en de verstopte startknop. Hierna lukte het een van de groepsleden om de motor op gang te krijgen. Er stak nu een harde wind op en de zee werd ruw. Men besloot een westelijke koers aan te houden met hulp van een simpel draagbaar kompasje. Men had alleen een klein handkompas. Het doel was de haven van Harwich. Op volle zee passeerde diverse Schnellboote en een konvooi het scheepje maar gelukkig werden zij niet ontdekt. Ook de motor haperde diverse malen maar men zag steeds kans om hem weer op gang te krijgen. De opvarenden voelde zich beroerd door zeeziekte, vermoeidheid en angst voor ontdekking. Voor de aanvang van de tocht was Jansen, ondanks zorgvuldige voorbereiding, vergeten water mee te nemen voor de opvarenden. Dus ook de dorst sloeg toe. Hij had wel voor scheepsbeschuit gezorgd. Door de ruwe zee en de wind was het scheepje uit koers geraakt. Een van de mannen begon zeewater te drinken. Hij kreeg hierdoor schuim op zijn mond en begon wartaal uit te slaan. Op zondag was het weer verbeterd en zette men weer koers in westelijke richting. Op een gegeven stopte de motor en kreeg men hem niet meer aan de praat. De brandstof was op. Hierop ging men roeien met de peddels terwijl een van de marinemannen van een meegenomen hangmat een zeiltje improviseerde. Wanhopig probeerde de mannen de aandacht te trekken van vliegtuigen. Ook al waren het Duitse vliegtuigen als ze maar gered werden. Want waar zouden ze terecht komen, in het Kanaal of op de Franse kust? Ze wisten dat ze in zuidelijke richting dreven.

De redding.
In de middag zagen zij een vissersbootje. Aarzelend vroegen zij: ‘Are You English?’. De visser antwoordde ‘Yes’. Na 68 uur varen 3 bereikte het scheepje met drie zichtbare Nederlandse vlaggen en een uitgeputte maar blije bemanning bij Reculver ter hoogte van Ramsgate de Engelse kust. Hier werden zij opgevangen door de Britse kustwacht en overgedragen aan de politie. Van hier werden zij onder politiebegeleiding naar Burnett Cottage in Herne Bay gebracht waar zij de gastvrije bevolking onderdak, eten en een bed kregen.

De volgende dag werden ze overgebracht naar Londen waar ze in de zogenaamde “Patriotic School” gedurende 14 dagen werden verhoord en getest door mensen van de Britse geheime dienst MI5 en Overste O. Pinto en Luitenant ter zee 2e kl. KMR. A. Wolters van de Nederlandse contraspionage dienst. Verder stuurde men het gecodeerde bericht “C6 van 1 ½” via “Radio Oranje” naar Nederland dat de groep veilig in Engeland was aangekomen.

Na deze veiligheidsprocedure werden zij in een hotel ondergebracht en kregen ze burgerkleding en zakgeld. Begin december werden alle groepsleden ontvangen door Koningin Wilhelmina en kregen ze het Bronzen Kruis uitgereikt. Greta Cato Levi-Mendels was verpleegster van beroep en de eerste vrouwelijke Engelandvaarder.

Hoe verging het de negen Engelandvaarders verder:

  1. Johannes Jannes Jansen nam dienst bij de Koninklijke Marine en werd als geheim agent enkele malen met een onderzeeboot afgezet op het strand bij Petten. Hij keerde na de oorlog terug naar Nederland.
  2. Walrave van Krimpen ging als kanonnier bij de koopvaardij varen. Hij sneuvelde op 26 maart 1943 aan boord van het koopvaardijschip ss. Prins Willem III. Het schip voer in konvooi naar Algiers en werd door Duitse vliegtuigen getorpedeerd waarna het zonk. Walrave werd 48 jr. oud en liet een vrouw en 5 kinderen achter.
  3. Abraham Levi nam dienst bij de Prinses Irene Brigade. Tijdens gevechten bij het Belgische Broekhoven op 31 oktober 1944 raakte hij zwaar gewond. Hij stierf in het ziekenhuis te Brussel. Hij nam dienst onder de schuilnaam M. Rodriques dit in verband met zijn Joodse afkomst.
  4. Greta Cato Levi-Mendels was verpleegster en nam dienst bij het Rode Kruis. Zij keerde op 23 oktober 1945 met haar 2 jaar oude zoon Ronald Bernhard terug naar Nederland en woonde tot haar overlijden in 2002 in Utrecht..
  5. Theo Meinardus Daalhuizen nam dienst bij de Prinses Irene Brigade. Hij trouwde in juni 1945 met een Engelse vrouw, emigreerde in 1953 naar Canada en in 1958 naar Amerika.
  6. Adriaan van der Craats nam dienst bij de Koninklijke marine waar hij tot na de oorlog bleef varen. Hij trouwde in Australië met een Australische vrouw en ging in Melbourne wonen.
  7. Jan Bastiaans nam ook dienst bij de Koninklijke marine waar hij tot na de oorlog bleef varen. Ook hij trouwde, net als zijn maat v.d.Craats, in Australië met een Australische vrouw en ging ook in Melbourne wonen.
  8. Anton Loontjes, de oud-marinier, nam dienst bij de nieuw op te richten Mariniersbrigade die later opging in de Prinses Irene Brigade. Hij overleefde de oorlog. Hij trouwde een Engelse vrouw, vocht in Nederlands Indië en Nieuw Guinea waarna het gezin zich in Nederland vestigde.
  9. Gerardus van Asch werd leerling vlieger bij de R.A.F. Hij overleefde de oorlog en ging in Australië wonen.
Bekendmaking door de Duitse autoriteiten van de diefstal (Collectie P. Heystek).

Diefstal reddingvlet opgelost.
Op zaterdag 22 november 1941 werd bij de politie Hoek van Holland aangifte van diefstal gedaan van de reddingvlet “Maasvlakte” door A.J. Drenth, inspecteur van de Zuid-Hollandsche Mij. tot redding van Schipbreukelingen

De diefstal van de reddingvlet kreeg nog een staartje. In mei 1979 meldde zich een man in het politiebureau aan de Rietdijkstraat te Hoek van Holland met de mededeling dat hij in de Tweede Wereldoorlog de Hoekse reddingvlet uit de Berghaven te Hoek vanmHolland had gestolen. Deze man was genaamd J.J. Jansen. Hij vertelde dat hij in de nacht van 20 op 21 november 1941 de reddingvlet, had losgemaakt en samen met acht mensen, waaronder een Joodse familie de Nieuwe Waterweg was uitgevaren en was overgestoken naar Engeland.

De reddingvlet was lang 8½ meter, breed 2.30 meter, wit geschilderd met aan beide zijden en op de motorkap een rood kruis. Het scheepje was voorzien van een motor, merk Parsons, een kompas, meertouwen, zwemvesten en ongeveer 70 liter benzine. De totale waarde van het gestolen vaartuig was 5.000,–. gulden. Het scheepje was afgemeerd met een ketting en meertouwen. De motor was onklaar gemaakt, de contactknop was gedemonteerd en lag tussen de brandstoftanks. De kabels van de bougies waren afgekoppeld. Met de komst van J.J. Jansen en zijn ‘bekentenis’, werd deze “diefstal” na 30 jaar opgelost!

Aanvulling van Dirk van den Burg jr.†:
Dirk van den Burg jr. heeft zijn hele leven in Hoek van Holland gewoond, ook tijdens de oorlog. Hij was na de oorlog werkzaam als gemeenteambtenaar. Hij vulde het verhaal van Jansen aan met zijn volgende bevindingen: De schipper van het kolenschip heette Herman en verrichtte nog diverse andere vaderlandslievende daden in de oorlog. Verder was er een jonge Katwijker die bij de Shell werkte en ook opvarende was van een vaartuig in de Berghaven. Hij had een belangrijk aandeel in de ontsnapping. Nadat hij was ingelicht door Herman liet hij bougies namaken bij de werf Kinderdijk en deze voor het vertrek van de groep Jansen in de motor van de reddingvlet “Maasvlakte” gedraaid. De Duitsers hadden namelijk opdracht gegeven dat de schippers van de reddingboten in de vooravond de startknop moeten verwijderen en de bougies van de boten moesten inleveren bij de Marine Hafenkommandant in het loodsgebouw aan de Berghaven.


Voetnoten

1 Huidige café Harwich aan de Rietdijkstraat.

2 Zie aanvulling van Dirk v.d.Burg.

3 De veerboot doet normaal 6 tot 8 uur over de tocht naar Harwich.


Geraadpleegde bronnen en archieven
Hoek v Holland, gedurende de tweede wereldoorlog 1940 – 1945. Concept boek, niet uitgegeven. Dirk van den Burg. Hierin het, door J.J. Jansen voor D. v.d. Burg op schrift gestelde verhaal van de Engelandvaart.
Geschreven brief met bijlagen van mevr. I. Jansen-Hut, e.v. J.J. Jansen. Archief P. Heystek
In het Zicht van de Haven, deel 2. P. Heijstek en G.R. van Veldhoven, uitg. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1986.
S.O.S. voor de Hoek, Hans Beukema, uitg. Maritext vof, Delfzijl 2005.
De zee was onstuimig, Bram Oosterwijk. Uitg. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1994.
www.prinsesirenebrigade.nl
www.joodsmonument.nl
www.maxvandam.nl
www.asserjournaal.n.
www.wikipedia.

Deel dit artikel