In het begin van september 1944 rukken de geallieerden in een enorm snel tempo op richting Nederland en Duitsland, na de landingen in Normandië op 6 juni.
Op de avond van zondag 3 september spreekt Koningin Wilhelmina de natie toe via Radio Oranje, waarbij ze bekend maakt dat Prins Bernhard de bevelhebber wordt van de Binnenlandse Strijdkrachten. Ze sluit de uitzending af met de woorden ‘tot spoedig weerziens’. In het Nederlandse nieuws van de BBC op diezelfde avond wordt opgeroepen om de bezetter zoveel mogelijk dwars te zitten zonder tot een ‘algemene opstand’ te komen.

Door verschillende, niet door officiële zijde bevestigde berichten, wordt op 4 september gemeld dat de geallieerden op 60 km van de Nederlandse grens zouden zijn. Duitsers trekken zich terug uit de zuidelijke provincies en de verwachting is dat de geallieerde troepen al op 5 september1 in Nederland zullen zijn: de bevrijding lijkt binnen handbereik.

Rijkscommissaris Seyss-Inquart kondigt hierop op maandag 4 september de ‘uitzonderingstoestand’ af, waarbij de bevolking opgeroepen wordt orde en rust te bewaren en dat iedere vorm van tegenstand met geweld zal worden neergeslagen. Deze ‘uitzonderingstoestand’ wordt via aanplakbiljetten aan de bevolking kenbaar gemaakt. In Hoek van Holland wordt de bewaker der Staatspolitie2, Arij Mostert, omstreeks 20.30 uur door de Ortskommandant belast met het aanplakken van deze biljetten.  

Als hij omstreeks 21.00 uur bij de Sperre aan de ’s-Gravenzandseweg een biljet op de versperring plakt, komt er uit een daarnaast gelegen stelling een feldwebel die hem vertelt dat het aanplakken van biljetten verboden is. Mostert deelt hem mee dat hij dit doet in opdracht van de Ortskommandant, maar de feldwebel zet zijn pistool op het voorhoofd van Mostert en bijt hem toe dat hij daar niets mee te maken heeft en dat Mostert moet maken dat hij wegkomt. Deze stapt daarop op zijn fiets maar terwijl hij wegrijdt schiet de feldwebel hem in zijn rug, net boven de linkerbil. Hij wordt naar een bunker gebracht, waar de feldwebel tegen hem zegt dat hij geluk heeft gehad, want hij had hem dood kunnen schieten.

Duitse soldaten te fiets (van de 3. Kompagnie van het 723e Grenadiers Regiment) passeren de Sperre op de ‘s-Gravenzandseweg, begin 1944.
Op de van origine Nederlandse spoorwegversperring zijn sporen zichtbaar van eerder aangeplakte biljetten (collectie: ECPAD).

Mostert gaat direct daarna naar dokter Knip, die vermoedt dat de kogel in het lichaam is blijven steken. Hij acht het noodzakelijk dat Mostert zo snel mogelijk naar het ziekenhuis gaat. Hierna gaat deze lopend naar huis, want fietsen gaat niet meer. De volgende ochtend neemt hij samen met wachtmeester van Ooijen om half zeven de trein naar Rotterdam waar hij ter observatie opgenomen wordt in het Coolsingel Ziekenhuis.

Volgens de dochter van Mostert, Coby, was dit al te laat. In het ziekenhuis vertellen ze hem dat hij meteen had moeten komen zodat hij, zoals zij zegt, ‘tegengif’ toegediend had kunnen krijgen. Doordat er stof van de kleding het lichaam binnengedrongen was, loopt hij bloedvergiftiging op. Zijn vrouw gaat een paar keer bij hem op bezoek, eerst met de trein, maar nadat op 17 september de Spoorwegstaking3 was uitgebroken, gaat ze met een zwager op de tandem. De Ortskommandant zorgt voor papieren waarmee ze langs alle versperringen kunnen komen. Bij Vlaardingen aangekomen echter blijkt er iets niet in orde te zijn en moeten ze terug naar de Hoek. Nadat de papieren aangepast zijn gaan ze nogmaals op weg naar Rotterdam.  Mostert was steeds zieker geworden en overlijdt niet lang daarna, op 21 september, in het bijzijn van zijn vrouw.

Het gezin van Mostert woont in de Concordiastraat, maar nu moeten ze van de autoriteiten de Hoek uit. In deze oorlogsperiode wonen alleen nog mensen in het dorp die werkzaam zijn bij de politie, brandweer, het Loodswezen en andere voor de Duitsers nuttige instellingen. De tienjarige Coby en haar twaalfjarige broer, Aad, zijn alleen thuis, en weten nog niet van het overlijden van hun vader. Hun jongste zusje Lenie was al bij hun oma in Maassluis. Als ze spullen bij elkaar aan het zoeken zijn om mee te nemen, pakt Coby kleding van haar vader in, ‘voor wanneer hij uit het ziekenhuis komt’.  De broer van Coby timmert het huis dicht en hangt een bordje op met ‘besmettelijke ziekte’ om zo de Duitsers weg te houden van het huis.
Ze gaan met de familie Prins, de kolenboer uit de Concordiastraat, lopend over de Maasdijk naar Maassluis naar de oma van Coby. Pas bij aankomst daar vertelt een oom hen van het overlijden van hun vader. Mostert zou in Rotterdam begraven worden, maar dat wil zijn vrouw niet. De broer van mevrouw Mostert haalt het lichaam naar Maassluis waar hij begraven wordt.
De Ortskommandant is ontdaan door het overlijden van Mostert en zegt tegen zijn vrouw: ‘als we de verdachte vinden krijgt ‘ie de kogel’. Maar mevrouw Mostert is een nuchtere vrouw en zegt: ‘daar krijg ik mijn man niet mee terug’. Coby weet niet hoe het met deze soldaat is afgelopen.

Omdat mevrouw Mostert nog wel een Ausweis voor Hoek van Holland heeft, gaat ze regelmatig op de fiets terug naar het dorp tijdens de hongerwinter. Coby en haar broer gaan mee om groente en melk te halen bij boer Noordam en boer Vreugdenhil. Ze blijven wel eens ‘s-nachts in hun huis slapen, er staat nog een bed in de woonkamer, terwijl de bieten op de kachel pruttelen. Ze horen dan ook de V2’s overkomen, ‘alsof er allemaal locomotieven over je heen kwamen’. Deze tochtjes naar de Hoek konden toch niet helemaal voorkomen dat ze honger lijden.

Na de bevrijding mogen ze van de lokale autoriteiten niet terugkeren naar Hoek van Holland. Ze hebben er niets meer te zoeken, wordt hun meegedeeld. Er was een enorm gebrek aan woningen, 40% van de huizen was gesloopt voor de aanleg van de Atlantikwall en op zo’n 300 mensen na was iedereen geëvacueerd. Veel Hoekenezen willen terug, maar mensen die aan de boot werken en zij die de Hoek weer kunnen helpen opbouwen krijgen voorrang. De meeste huizen die er nog staan waren uitgewoond door de Duitsers die er in gezeten hadden, maar hun huis was nog netjes en het was dan ook ideaal om een gezin in te huisvesten. Mevrouw Mostert neemt hier geen genoegen mee, ze laat snel de meubels die ze hadden meegenomen naar Maassluis met paard en wagen overbrengen en betrekt weer haar eigen huis.

Arij Mostert is 42 jaar oud geworden. Hij wordt postuum bevorderd tot wachtmeester der Staatspolitie. In juli 1947 wordt hij herbegraven op de Algemene Begraafplaats in de Hoek.

Arij Mostert
02.02.1902-21.09.1944

1 5 september gaat de geschiedenis in als ‘Dolle Dinsdag’: mensen waren er van overtuigd dat de geallieerden in Nederland waren, en dat elk moment hun stad of dorp bevrijd zou worden. Overal werd uitbundig feest gevierd, Duitsers en NSB’ers vluchtten in grote getalen naar het oosten. Aan het einde van deze dag volgde de deceptie, het bleek dat het niet meer dan wilde geruchten waren.

2 In 1943 werd de gemeentepolitie omgevormd tot ‘Staatspolitie’. Hiermee kwamen ze onder direct bevel van de Duitsers te staan.

3 De Nederlandse regering in ballingschap riep op tot de nationale Spoorwegstaking op 17 september 1944 als ondersteuning van de operatie Market Garden, die op deze dag begon. Doel van deze operatie was de bruggen over de Maas, Waal en Rijn in te nemen. Operatie Market Garden mislukte deels, de brug bij Arnhem kon na hevige gevechten niet worden ingenomen (Een Brug te Ver), waarop de hongerwinter volgde voor een groot deel van Nederland. De Spoorwegstaking zou tot het einde van de oorlog duren.


Geraadpleegde bronnen en archieven
Interview met Coby Koot-Mostert
Stadsarchief Rotterdam, archiefnummer 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, inventarisnummer 3815 Rapporten van Bureau Hoek van Holland
Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a

Deel dit artikel