Inmiddels is het meer dan 75 jaar geleden dat Hoek van Holland werd bevrijd. De bevrijding van Hoek van Holland vond later plaats dan het Westland omdat men de overgave van de zwaar bewapende Festung met zo min mogelijk verliezen wilde laten gebeuren. Dankzij het resolute optreden van Captain Hopper van de Royal Navy lukte dit zonder een enkel verlies aan levens.

Captain Hopper betreed via twee Duitse Schnellboote de Harwichkade in de Berghaven van Hoek van Holland

Algemene toestand binnen de Festung begin mei 1945.
Aan de monding van de Nieuwe Waterweg lag de zwaar verdedigde Duitse “Festung Hoek van Holland”. Deze vesting was een belangrijk onderdeel van de “Atlantikwall” en besloeg het grondgebied van Hoek van Holland, eiland De Beer en een groot gedeelte van het Westland.

De militaire bezetting van de vesting bestond uit ongeveer 6000 manschappen. Deze manschappen waren onder meer van de Marine Artillerie Abteilung 205, Marine Flak Abteilung 813, het III. en IV Falschirm Artillerie Regiment Hermann Göring en infanteriepersoneel van de 331 Infanterie Division. Dit waren voornamelijk oudere mannen van de zogenaamde “Festungs-Stamm-Truppen”. Omdat de vesting het hoofd moest kunnen bieden aan een langdurige belegering waren er munitie, brandstof en voedselvoorraden voor 54 dagen opge­slagen. In het Staelduinse bos, in een compleet bunker­dorp, bevond zich het hoofdkwartier van de vesting, met het onderkomen van de Festungskommandant Oberst Erich Neumann. Deze werd bijgestaan door zijn adjudant, Oberleutnant Oebius, die tevens Ortskommandant was van ’s-Gravenzande. De Festungskommandant had orders bij een aanval de Festung tot de laatste kogel te verdedigen. Oberst Neumann werd op 29 september 1944 vervangen door Oberst Rudolf Flinzer. Neumann zou later nog de opdracht krijgen om de opstand van de Georgische soldaten, in Duitse dienst, op Texel neer te slaan. Flinzer werd na de capitulatie krijgsgevangen genomen.

De Sperre aan de Monsterseweg in Widerstandsnest 53 in ’s Gravenzande. Op de achtergrond is een geschutsbunker gecamoufleerd als hooiberg (collectie: Peter de Krom)

De toestand in het dorp Hoek van Holland eind 1944.
In de vesting woonden nog maar een handjevol burgers. Tijdens de aanleg van de tankgrachten en de bouw van de vesting waren al veel bewoners van Hoek van Holland op last van de bezetter geëvacueerd. De meeste van hen kwamen terecht in Tuindorp Vreewijk in Rotterdam-Zuid. Op 20 september 1944 moesten de laatste inwoners van Hoek van Holland op last van de bezetter het dorp verlaten. Dit betrof ongeveer 100 gezinnen. Een deel van hen werd ondergebracht in leeg staande woningen te ’s-Gravenzande. De Duitsers tolereerden nu in Hoek van Holland alleen nog personen welke van belang waren voor een goede gang van zaken. Dit waren onder andere enkele politiemensen waaronder J.A. van Duin en S.A. Hoekstra, drie leden van de hulppolitie en zeven leden van de Luchtbeschermingsdienst. Zij hadden tot taak de leegstaande woningen te behoeden tegen plundering en brand. Deze achterblijvers hadden wel hun gezinnen buiten de vesting in veiligheid gebracht. Er was namelijk groot gevaar ontstaan vanwege de komst van een eenheid V2 raketten. Deze eenheid was uit Noord-Frankrijk via België voor de geallieerde troepen op de vlucht en kwam begin november 1944 te Hoek van Holland. Het betrof hier de 3e afdeling Gruppe Nord van de Technische Divisie en maakte deel uit van de SS.

De raketten en toebehoren werden vervoerd op zogenaamde Meillerwagens (= truck met oplegger, rijdende platforms) Er waren twee plaatsen waar men deze raketten lanceerde, op de Harwichkade ter hoogte van de vuurtoren en in het Staelduinse bos vanaf het Achterlaantje bij de heuvel. De raketten werden meestal tussen 02 en 04 uur afgeschoten en getuigen van een lancering zagen, op afstand, grote vuurflitsen door de bomen van het bos. De raket werd met veel lawaai en een grote vuurstaart gelanceerd, steeg recht omhoog en op een bepaalde hoogte moest hij afbuigen en richting Engeland vliegen. Op het moment van afbuigen ging het vaak mis en kwam de raket terug naar de aarde waar hij ontplofte of neerstortte. In de periode tussen begin november 1944 en begin januari 1945, stortte diverse V2 raketten naar op het grondgebied van ’s-Gravenzande en in of nabij het dorp Hoek van Holland. Hierdoor werd grote schade veroorzaakt in het dorp. Ook vanwege het gevaar van neerstortende V2 raketten en de schade die hierdoor ontstond aan de panden sliepen de politieagenten, hulpagenten en luchtbeschermingsmensen op diverse plaatsen in het dorp, onder andere in het politiebureau en de geneeskundigenhulppost. Honderden woningen raakten beschadigd door neerstortende V2 raketten, ook het politiebureau raakte flink beschadigd.

Ondanks het feit dat er zo weinig burgers meer in Hoek van Holland verbleven, waren de Duitse autoriteiten toch van mening dat zij ook binnen de vesting een razzia moesten houden. Op 18 november 1944 vond een grote razzia plaats te ‘s-Gravenzande en op 19 november 1944 te Hoek van Holland. Duitse soldaten reden met vrachtauto’s het dorp binnen en stopten voor het politiebureau aan de Prins Hendrikstraat. De soldaten gingen het politiebureau binnen en namen de aanwezige politieagenten gevangen. Agent van Duin ontsprong de dans omdat hij op dat moment ziek in bed lag. Hij werd echter tijdens de actie in zijn kamer opgesloten. Straat voor straat, huis voor huis werden gecontroleerd door de Duitse soldaten. Alle bewoners moesten gedurende de actie in hun woningen blijven. Mannen tussen de 17 en 40 jaar oud werden opgepakt en bijeengedreven. Te Hoek van Holland had de razzia weinig resultaat omdat er bijna geen mannen meer in het dorp waren. Na de actie vertrokken de Duitsers met hun schamele buit naar Delft. Hier wisten de opgepakte politieagenten te ontsnappen en via omwegen de Hoek weer te bereiken.

Het einde van de Duitse bezetting.
Doordat de Festung Hoek van Holland zo zwaar werd bewaakt en er nog maar weinig burgers woonden was het moeilijk om er grootschalig verzet te organiseren. Er waren enkele mensen die zich toch bezig hielden met verzet en inmiddels ook waren aangesloten bij de BS = Binnenlandse Strijdkrachten. Enkele van hen waren Phulp Oprel, de politiemensen J.A. van Duin, en S.A. Hoekstra, Wiebe Verwij en Piet van Dop. Naarmate de geallieerde troepen het Westland en de Noordzeekust naderden steeg in en rond de vesting de spanning. De bevolking was bang dat de vesting zich niet zonder slag of stoot zou overgeven aan de geallieerden maar dat men ondanks de capitulatie van het Duitse leger de vesting zou verdedigen. Toen op 4 mei 1945 de Duitse troepen in Nederland capituleerden hoorde Phulp Oprel dit nieuws ’s-avonds via zijn radio. Deze radio hield hij verborgen voor de Duitsers omdat het bezit illegaal was.

Binnen de vesting Hoek van Holland bleven de Duitse militairen echter op hun post. Zij hielden zich wel rustig maar wensten zich alleen over te geven aan militaire eenheden. Ook zij beseften dat de strijd verloren was, ondanks de opdracht welke de Festungkommandant van het Oberkommando had om de vesting tot het bittere einde te verdedigen. Op zondag 7 mei besloot J.A. van Duin, die als majoor van politie tevens leider was van het kleine Hoekse verzetsgroepje, polshoogte te nemen bij de Ortskommandant van Hoek van Holland, Korvetten-Kapitän Kamenz. Behalve Ortskommandant was hij ook Marine-Hafenkommandant en derhalve de hoogste Duitse militair in het dorp. Kamenz was Marine-reserveofficier en voormalig koopvaardij-kapitein der Nord Deutsche Lloyd. Van Duin ging samen met A.N.M. De Bruyn, hoofd van de hulpsecretarie en als zodanig de hoogste burgerambtenaar te Hoek van Holland naar de Ortskommandantur. Hier hadden zij een onderhoud met Kamenz over de teruggave van inbeslag genomen auto’s, boerenwagens en schrijfmachines. Dit onderhoud verliep in een goede sfeer en Kamenz beloofde de teruggave van genoemde goederen. Aan het eind van het gesprek zei Kamenz tegen de mannen: „Der Krieg ist am Ende”. Van Duin durfde toen voorzichtig te zeggen dat hij verwachtte dat de geallieerden spoedig het militaire bestuur zouden overnemen. Hierop vroeg de Duitser of er geen ondergrondse beweging in het dorp was. De Bruyn zei nu voorzichtig:

„Naar ik heb gehoord bent u er op tegen”. Kamenz antwoordde: „Natürlich nicht, bei uns in der Heimat hatten wir auch eine im letzten Kriege und ich war der Hauptmann unserer Stadt.” Hierop vroeg De Bruyn: „Dus u zou geen represaillemaatregelen nemen of de leden van de ondergrondse strijdkrachten laten arresteren”. De Ortskommandant keek even door het raam naar het verlaten dorp en antwoordde: „Nein, unter der Bedingung dass es verständige Leute sind und sie ehrlich handlen“ De Bruyn zei nu tegen Kamenz: „Mag ik u dan voorstellen aan onze commandant Van Duin en in uw aanwezigheid hem zijn herkenningsteken ombinden”. De Bruyn haalde vervolgens een B.S. Armband uit zijn zak. „Gut, aber bitte ruhig” zei Kamenz.

Dialoog tussen Korvetten-Kapitän Kamenz en burgerambtenaar De Bruyn

Van Duin was nu officieel B.S. commandant en beide mannen vertrokken uit de Ortskommandantur.
De komende dagen hield men zich rustig omdat men met zoveel zwaar bewapende Duitse soldaten geen problemen wilde veroorzaken en men de komst van de bevrijders af wilde wachten.

Britse ondiepwatermijnenvegers aan de Harwichkade (collectie: Stichting Fort aan den Hoek van Holland).

Overgave van de vesting aan de Royal Navy.
Zo was de toestand in de “Festung Hoek van Holland” toen in de namiddag van 10 mei 1945 een flottielje Britse mijnenvegers voor de ingang van de Nieuwe Waterweg verscheen. Een motortorpedoboot verliet de flottielje en voer in de richting van de Harwich­steiger te Hoek van Holland. De Duitsers hadden de schepen ook gezien, ongeveer 20 Duitsers waaronder een aantal officieren was al naar de steiger gegaan. De motortorpedoboot meerde echter niet af maar keerde en voer terug naar zee. Na ongeveer een uur kwam het scheepje weer terug en meerde nu wel af aan de kade. Hierna stapte als eerste Captain Hopper van de Royal Navy aan de wal. Hij werd gevolgd door enige officieren en een steno­graaf. Hij werd tegemoet getreden door een uiterst beleefde Korvetten-Kapitän Kamenz, die bereid was om alle gewenste inlichtingen te aan de Britten te verstrekken. Korvetten-Kapitän Kamenz was naast Hafen– en Ortskommandant tevens plaats-vervangend Festungkommandant. Onder de personen op de kade bevond zich ook de heer M.J.N. van der Hidde, een inwoner uit Hoek van Holland. Deze was bereid om als tolk op te treden tussen de Britse- en Duitse officieren.  Er volgde nu een gesprek van 10 minuten, waarin Captain Hopper een aantal orders aan de Duitse officier gaf. Tot slot zei Captain Hopper dat hij de Duitse officier later op zijn kantoor op zou zoeken, waarna hij Van der Hidde een hand gaf. Hierop salueerden men en Captain Hopper ging met zijn bemanningsleden weer aan boord van de motortorpedoboot. Dank zij het doortastende en tactische optreden van Captain Hopper was de hele vesting binnen 15 minuten aan de Britten overgegeven zonder dat er een schot was gelost.

„Hoek van Holland was bevrijd”.

In de praktijk betekende dit echter dat er nog steeds ongeveer 6000 zwaar bewapende Duitse soldaten in Hoek van Holland rondliepen en dat zij alle mogelijke wapens van licht tot zwaar ter beschikking hadden.

Komst van de Britse militairen naar Hoek van Holland.
Inmiddels stond omstreeks 03.00 uur in de nacht van 10 mei 1945 te Bergen op Zoom de “Hook Party” gereed om naar Hoek van Holland te vertrekken. Deze groep bestond uit een aantal Britse militairen van de Royal Marines en de Nederlandse marine officier, luitenant ter zee 1e klasse G. Quint. Zij verplaatsten zich met een commando-Jeep, een Bomb-disposal-Jeep, een Port Mineswee­ping-Jeep, een drietons-vrachtauto voor de bagage en een aantal drietons-vrachtauto’s voor de overige goederen, zoals bedden, kookgerei, brandstof en een drinkwater trailer. Het konvooi werd begeleid door een aantal ordonnansen op Norton motoren. De sterkte van de groep bedroeg 8 officieren en 30 manschap­pen. De rit ging naar Apeldoorn waar men om 09.00 uur aankwam voor een rendez-vous. Het konvooi werd versterkt met enkele legertrucks bemand met Royal Engineers. Zij hadden opdracht om de haven en kade te Hoek van Holland te inspecteren. Van Apeldoorn ging het richting Utrecht waar men de eerste Duitse troepen tegen kwam. Zij marcheerde in de richting van hun land. Verder ging het nu naar Den Haag. Onderweg kwam men juichende mensen, kreeg men bloemen en zag men spandoeken boven de weg met “WE WELCOME OUR LIBERATORS” en werd de passerende militairen bloemen aangeboden. Men kreeg het gevoel aan een soort zegetocht bezig te zijn. In Den Haag werd even gestopt, waarna men richting Hoek van Holland reed. Men wist nog niet of Hoek van Holland nu bevrijd was of niet.

Bij de Maasdijk vroeg men aan een voorbijganger waar de Cana­dese commandant zich had gevestigd. Het antwoord luidde; “Jullie benne onze eerste Geallieerde”. Uit dit antwoord begrepen de soldaten dat de Hoek nog vol Duitsers zat en dat men contact op moest nemen met de Duitse Ortskommandant inplaats van met een geallieerde commandant. Voor men verder reed werden in allerijl de wapens tussen de bagage uitgevist. Vervolgens reed het konvooi naar de Berghaven, naar het loodsgebouw waar het hoofdkwartier van de Hafenkommandant was gevestigd. In het loodsgebouw werden de Britten opgewacht door de Hafen c.q. Ortskommandant, Kamenz. Deze overhandigde aan de Britse officieren de sleutels van de wapenkamers en lijsten met namen van officieren en manschappen welke ontwapend moesten worden. Met het ontwapenen van de 6000 man Marine, Marine Flak en Marine Kustartillerie was men al begonnen. Ook had men lijsten van aanwezige schepen met bewapening,  opgave van de aanwezige brandstof en kaarten van de posities der mijnenvelden in en rond de vesting klaar liggen. Alles conform de kort tevoren gekregen opdrachten van Captain Hopper. Kamenz kreeg opdracht om door te gaan met het runnen van de haven, loods­dienst en dergelijke en er voor te zorgen dat de ontwapening van de Duitse soldaten binnen 24 uur was voltooid.

De Britse soldaten begonnen hun werkzaamheden met betrekking tot het verkennen van het gebied, het geven van diverse op­drachten ten behoeve van ontwapening en bewaking van de Duit­sers. Hun bevelvoerend officier en zijn vervanger gingen op zoek naar een post van de 1e Canadian Division omdat dit onderdeel de controle over het gebied zou moeten hebben. Na de nodige omzwervingen kwamen zij in Loosduinen terecht bij het Divisie Hoofdkwartier van de Canadezen. In Naaldwijk bevond zich het Canadian Royal 22e Regiment (Frans). Toen de officieren terug kwamen in Hoek van Holland hadden de Britten intussen hun intrek genomen in het woonhuis van de Hafenkommandant.

Na deze lange dag ging men omstreeks 22.00 uur moe maar tevre­den aan de avondmaaltijd, bestaande uit de meegenomen nood­rantsoenen en besprak men de werkzaamheden voor de volgende dag, o.a. het onschadelijk maken van de sabotage maatregelen, het opruimen van mijnenvelden door Duitse soldaten en de bewaking van de krijgsgevangenen door Canadese militairen. Hierna werd er even gediscussieerd over de vraag of er tij­dens de nacht schildwachten voor het gebouw moesten gezet. Na de conclusie dat twee schildwachten het toch niet op konden nemen tegen 6000 bewapende Duitsers zag men hier maar van af en ging men slapen.

Begin met het ontmantelen van de vesting Hoek van Holland.
De volgende morgen, 11 mei 1945 gingen de leden van de Hook Party verder met hun werkzaamheden. Zij spraken met Oberleutnant Hermann Eckert, commandant van de Marine Artillerie Abteilung 205. Hij had met de bezetting van de kustbatterij Vineta rustig de komst van de Britten afgewacht. Hij gaf de kustbatterij aan hen over en gaf hen tekst en uitleg over de geschutsopstellingen en de ligging van de mijnenvelden rond de batterij. Eckert verklaarde dat hij de opdracht had om bij het naderen van de geallieerden onder meer de vuurtoren te laten springen. Om dit te kunnen doen was de toren ondermijnd met springladingen bestaande uit de koppen van torpedo’s. Men had hiervoor dure torpedokoppen gebruikt omdat er onvoldoende springladingen voorhanden waren.

Een Britse grenadier krijgt een rondleiding door de Batterie Vineta vanaf de Würzburg Riese radar (foto: Piet van der Ham, Nationaal Archief / Anefo, licentie CC-BY).

Ook was er te Hoek van Holland als militair een Duitse ingenieur aanwezig, genaamd F. Schotte-Schweitzer. Deze was lid van een zogenaamd “Sprengwaffenkommando”, een sabotageploeg. Deze ploeg was verantwoordelijk voor de vernietiging van de vitale plaatsen te Hoek van Holland. Schotte-Schweitzer was de afgelopen zes maanden samen met twee andere militairen bezig geweest om alle vitale objecten te ondermijnen met alle mogelijke soorten springstoffen. Hij had met zijn ploegje onder andere de vuurtoren, het spoorwegstation, de Harwichkade en de Noorderpier ondermijnd. Dit was zodanig gedaan dat deze ladingen bij exploderen een maximum aan schade zouden veroorzaken. Zo waren alleen al in de 300 meter lange Harwichkade 18 explosieve ladingen, elk van 500 kilogram explosieven, aangebracht. Ook onder het spoorwegstation waren als springladingen torpedokoppen aangebracht. Op een aantal plaatsen in de Noorderpier waren bommen aangebracht. Er lagen 24 bommen kruislings onder de pier. Het was de bedoeling om door middel van explosies zoveel gaten in deze pier te slaan dat de Nieuwe Waterweg zou verzanden. Duitse officieren overhandigden aan de Britse militairen kaarten waarop de mijnenvelden met de ligging van de mijnen in en rond de vesting waren ingetekend. In de omgeving van Hoek van Holland lagen ongeveer 180.000 landmijnen begraven. Verder waren er veel versperringen op het strand en in het water op de waterlijn aangebracht, onder andere houten palen, bielzen, ijzeren spoorstaven en betonnen versperringen. Aan deze versperringen waren vaak mijnen en andere explosieven verbonden. Duitse krijgsgevangenen begonnen nu in werkploegen onder supervisie van de Britten met het onschadelijk maken en opruimen van explosieven.

Duitse krijgsgevangenen bezig met opruimen van explosieven (Foto: Commander A.S. Leggatt / Collectie: Stichting Fort aan den Hoek van Holland).

Verder hield de “Hook Party” zich die dag bezig met het bij elkaar brengen en ontwapenen van de Duitse militairen binnen de Festung. Omdat er zeer veel werk te doen was riep men de rest van de “Hook Party” op om ook vanuit Bergen op Zoom naar Hoek van Holland te komen. Ook ging men regelen dat Canadese militairen naar de Hoek kwamen om de Duitse militairen te bewaken.

Na 11 mei kwamen de Canadese militairen vanuit het Westland de vesting binnen om te assisteren bij de bewaking van de Duitse krijgsgevangenen. Een deel der Duitse troepen werd met Duitse schepen onder begeleiding van Britse soldaten naar Wilhelmshafen in Duitsland gebracht. De overige Duitse krijgsgevangenen van de Kriegsmarine werden bij elkaar gebracht en in bunkers van Batterie Nordmole geconcentreerd, dit werd het Marinekamp

De krijgsgevangenen van de landmacht, Das Heer, werden in een kamp aan de Langeweg ondergebracht, het Prisonerscamp. In het voormalige vluchtelingenkamp “Vianda” aan de Slachthuisweg werden politieke gevangenen, onder andere NSB-ers, ondergebracht. Ook op eiland De Beer werd een kamp ingericht voor krijgsgevangenen. Al deze gevangenen werden onder bewaking van Britse, Canadese en Nederlandse soldaten aan het werk gezet in de voormalige vesting.

Op de Harwichkade waren ploegen Duitse krijgsgevangenen bezig met het opnieuw opbouwen van de fruitloods. Om herkenbaar te zijn als krijgsgevangenen hadden zij een geel gekleurde bal op de rug van het uniform en een gele ruit op de rechter knie van de broek.

Britse oorlogsschepen aan de Harwichkade (collectie: Stichting Fort aan den Hoek van Holland)

Op de Nieuwe Waterweg werd het nu drukker met oorlogsschepen, onder andere Britse mijnenvegers van Force A. Diverse schepen begonnen nu binnen te lopen en af te meren in de Berghaven en aan het Harwichsteiger. Deze oorlogsschepen moesten worden bevoorraad en van brandstof worden voorzien. Hiervoor was het noodzakelijk om aan de wal faciliteiten in te richten. Te Hoek van Holland lagen 8 Hafenbewachungsfahrzeuge (omgebouwde trawlers). Van deze schepen lagen er 3 al enkele maanden stil wegens gebrek aan brandstof. De Mijnenvegers waren druk bezig om een mijnenvrije geul naar de Nieuwe Waterweg aan te leggen, terwijl zij ook aan het vegen waren op de Nieuwe Waterweg om het vaarwater naar Rotterdam mijnenvrij te maken. Onder deze mijnenvegers bevonden zich ook Britse schepen bemand met Nederlandse marinemensen. De loodsen te Hoek van Holland hadden het druk. Inmiddels voeren er ook vrachtschepen met voedsel naar Rotterdam. Voorzichtig loodste men deze schepen langs de gezonken scheepswrakken en mijnenvelden.

Zweeds voedseltransport op weg naar Rotterdam (collectie: Stichting Fort aan den Hoek van Holland).

In het oude pantserfort trof men een erg goed uitgeruste telefooncentrale aan. Hier vond men ook het ondergronds opgestelde radiobaken van het lichtschip “Maas”. Omdat goede verbindingen noodzakelijk waren liet men Duitse verbindingsmensen onder leiding van Britse militairen telefoonverbindingen aanleggen met onder andere 2 directe lijnen met ’s-Gravenhage, 3 directe lijnen met Rotterdam en 1 directe lijn met IJmuiden. Na enkele dagen beschikte men over ongeveer 70 locale aansluitingen. Na enige tijd, begin juli, werden in elke wacht 2 vrouwelijke PTT-telefonistes, 1 technische man van de Marine en 1 Duitse Obergefreiter ingezet.

Verder zette men werkploegen bestaande uit Duitse soldaten van de Pionier Brigade Draeger in bij het opruimen van de mijnenvelden in en rond de vesting. De Duitse Obergefreiter was verantwoordelijk voor de verbindingen naar de mijnenvelden waar deze werkploegen bezig waren.
Het verdrag van Geneve verbiedt de inzet van krijgsgevangenen voor zwaar en gevaarlijk werk, maar de geallieerden wisten dit te omzeilen door de mannen als Disarmed Enemy Personnel te bestempelen. Elke morgen werden deze mannen afgemarcheerd naar hun werkterreinen te Hoek van Holland en met landingsschepen over de Nieuwe Waterweg gezet naar eiland De Beer.

Personeel van de Pionier Brigade Draeger keert terug van het eiland De Beer (foto: Piet van der Ham, Nationaal Archief / Anefo, licentie CC-BY)

Wat men aantrof op De Beer.
Tijdens het onderzoek troffen de geallieerde militairen in de diverse bunkers en opslagruimten grote voorraden aan, onder meer 4000 landmijnen op eiland De Beer, 22.500 granaten van 10.5 cm in de bunkers en 38 elektrische torpedo’s in de New Fruit Wharf bij de Harwichkade.

Naast de vondst van 10 en 15 cm geschut, luchtafweergeschut en antitankgeschut van diverse kalibers, vlammenwerpers en grote hoeveelheden automatische wapens trof men op De Beer zwaar geschut aan van 28 cm afkomstig van de Duitse slagkruiser Gneisenau en van 24 cm afkomstig van de Nederlandse pantserschepen Hr.Ms. Heemskerck en Hr.Ms. Hertog Hendrik.

Ook vond men een flinke hoeveelheid mandflessen van 25 liter gevuld met jenever en rum. Met name op De Beer waren grote hoeveelheden voedsel opgeslagen. Terwijl in West-Nederland grote hongersnood heerste vond men in de bunkers onder andere; 180.000 kilo rijst, 135.000 kilo bruine bonen, 9000 balen erwten, 12.000 kilo puddingpoeder, 200.000 kilo spijsolie, vetten en boter en 37.000 kilo scheepsbeschuit

De Duitse soldaten in de vesting kregen echter sobere maaltijden omdat het opgeslagen voedsel bestemd was als noodvoorraad, bijvoorbeeld ingeval van belegering. Het dagelijkse rantsoen van de Duitse soldaat bestond uit enkele sneden brood zonder boter en soep. Dit rantsoen droeg niet bij tot een grote motivatie van de soldaat. Hierdoor hielden vele soldaten zich bezig met het stelen van voedsel. Waarschijnlijk hierdoor waren dus vele bunkers waar de voorraden waren opgeslagen beveiligd met boobytraps. Aan de binnenkant van elke deur hingen granaten. Te ’s-Gravenzande trof men in de veilinggebouwen aan de Wouterseweg een enorme munitieopslagplaats aan. Hier lag 1500 ton munitie bestemd voor de troepen en het geschut in de vesting.

Het dorp Hoek van Holland en de omgeving had zwaar geleden onder het oorlogsgeweld. Tweederde van het dorp was afgebroken door de bezetter. Het oudste gedeelte, de Oude Hoek, bestond niet meer. Hier restte nog maar een paar woningen, de rest was opgeofferd aan bunkerbouw en schootsveld of gevorderd als onderkomen voor Duitsers. Het gedeelte van het dorp wat men de “Pannenbuurt” noemde was gesloopt in verband met de aanleg van een tankgracht. Een deel van de Nieuwe Hoek was ook gesloopt en van bunkers voorzien evenals de Nieuwlandse Dijk. In het Staelduinse Bos was ook een grote concentratie bunkers gebouwd. Totaal waren ongeveer 619 van de 1019 huizen afgebroken of vernield. Van de 3500 bewoners was nog maar een handjevol over. Een groot deel van de overgebleven huizen was eind 1944 zwaar beschadigd door mislukte lanceringen van V2 raketten, terwijl leegstaande woningen door Duitse soldaten waren leeggeroofd. Het Noordzeestrand was onbegaanbaar geworden doordat het over de hele lengte was volgezet met versperringen, houten palen, betonnen palen en betonblokken. Overal, op het strand, op de waterlijn en in de duinen, lagen mijnen en er was een 3 á 4 meter hoge muur (tankmuur) vanaf de Noorderpier tot het Slag bij de grens met ’s-Gravenzande gebouwd. De Strandboulevard was opgebroken en de stenen waren gebruikt voor andere doeleinden. De Noorder- en Zuiderpier waren ook flink beschadigd.

Nawoord:
De bevrijding van Hoek van Holland inclusief de vesting gebeurde een aantal dagen na de capitulatie van het Duitse leger in Nederland omdat de geallieerde commandanten plannen moesten bedenken om de vesting met zo min mogelijk bloedvergieten in handen te krijgen. Eén van deze plannen was; een landing vanuit zee op het strand ten noorden van de Hoek, nadat het strand was ontdaan van mijnen. Andere plannen waren een aanval uit de lucht met parachutisten en gliders of via land rechtstreeks op de vesting. Deze plannen werden doorkruist door het optreden van Captain Hopper, die de gok nam om met een minimum aan inzet en zo kalm mogelijk de overgave van de vesting te eisen. Dankzij dit optreden was het niet nodig om strijd te leveren om de vesting Hoek van Holland. Een dergelijke strijd was waarschijnlijk, gezien de zware bewapening en vele aanwezige Duitse militairen een bloedige strijd geworden. Captain Hopper werd voor zijn optreden onderscheiden met een hoge Britse onderscheiding: de  ‘Distinguihead Service Order‘ (D.S.O.).

Geraadpleegde bronnen en archieven
Artikel  dagblad “Vrij Nederland”, 23 juni 1945.
Artikel dagblad “Trouw”, 21 juli 1945.
Artikel dagblad: ”Het laatste nieuws”, 27 juli 1945.
Verslag van Luitenant ter zee, 1e klasse,. Kon. Marine Res. G. Quint.
Artikel Rotterdams Jaarboekje 1952
Rapport van politie-inspecteur J. Blauw, d.d. 25/02/59
Festung Hoek van Holland. Hans Sakkers. Uitg. Hans Sakkers 1992.
Zelden zoveel geluk gezien. Rob van Mil. Uitg. Rob van Mil 1994.
Archief St. Fort a/d Hoek van Holland & verkregen foto’s van Commander A.S. Leggatt RNR. Officier bij de eenheid Engelse ondiepwater mijnenvegers tijdens de bevrijding van Hoek van Holland.

Deel dit artikel