Vanaf 1939 werden verschillende Europese landen door het Duitse leger bezet en volgde jarenlange onderdrukking van de bevolking. De kustlijn van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens vormde de westgrens van het zogenaamde Derde Rijk van de Nazi’s. Hier was er voor hen nog maar één dreiging: Groot-Brittannië. Hitler vreesde dat de geallieerden vanaf dat eiland terug zouden slaan. Hij gaf daarom eind 1941 het bevel tot aanleg van een ruim vijfduizend kilometer lange kustverdedigingslinie met bomvrije betonnen bunkers. Als militairen hierin veilig zaten konden ze met weinig toch een invasie voorkomen. In de daarop volgende jaren werkten tienduizenden mensen aan een van de grootste bouwoperaties van de 20e eeuw. De verdedigingslinie is de geschiedenis ingegaan als de Atlantikwall.
Festung Hoek van Holland
Langs de Nederlandse kust verrezen talloze bunkercomplexen op strategische locaties. Eén van de belangrijkste was Hoek van Holland. Dat lag aan de monding van de Nieuwe Waterweg en vormde de toegangspoort tot het Rotterdamse havengebied. De Duitse oorlogsindustrie was voor de aanvoer van grondstoffen over zee afhankelijk van de Rotterdamse haven en bovendien lagen er veel oorlogsschepen. Bij een eventuele invasie was de haven ook voor de geallieerden van groot belang. Redenen genoeg voor de Duitsers om tijdens de bezetting het hele gebied in een Festung te veranderen, waar ze tot de laatste kogel en de laatste man zouden standhouden. In de hele Atlantikwall kregen slechts elf havens deze status. Zowel op de noord- als zuidoever van de Waterweg kwamen talloze bunkercomplexen zoals radarposten, geschutsbatterijen, hoofdkwartieren of gevechtsstellingen voor infanterie. De complexen, ook wel stellingen genoemd, verschilden in grootte. Sommigen bestonden uit slechts twee bunkers met rondom veldversterkingen van aarde en hout zoals loopgraven, mangaten en mitrailleursnesten. In anderen stonden tientallen bouwwerken van steen of beton waarin honderden soldaten woonden en werkten. Uiteindelijk kwam rond Hoek van Holland de grootste concentratie Duitse bunkers van ons land te staan, ruim duizend stuks waarvan 343 bomvrije exemplaren.
Landfront
De Duitsers vreesden een geallieerde invasie vanuit zee én een aanval door luchtlandingstroepen vanuit het binnenland. Ook aan land gebrachte tanks die richting Hoek van Holland optrokken behoorden tot hun angstvisioen. Om die reden legden ze vanaf de zomer van 1942 rond het gelijknamige dorp een kilometerslange antitankgracht aan. Die was nog niet klaar toen in de herfst van 1942 het plan verscheen voor een tweede, elf kilometer lange gracht die het Westland letterlijk in tweeën kliefde. Vanaf het noorden gezien begint deze bij Arendsduin in ’s-Gravenzande en loopt dwars door het tuinbouwgebied in een boog, tot waar het Oranjekanaal in de Nieuwe Waterweg uitmondt. De gracht was zo’n twintig meter breed en tussen de drie en vier meter diep. Voor de helft van het tracé werden bestaande waterwegen verbreed en verdiept; de rest is nieuw gegraven. Voertuigen konden alleen passeren via drie zwaar verdedigde toegangen bij Arendsduin, de Waalbrug en de Oranjesluis (Widerstandsnest 53, 45 en 33).
Dit artikel is oorspronkelijk geschreven door Jeroen Rijpsma voor Stichting Stelling 3