Op de vroege morgen van 26 juli 1940 gingen in de monding van de Nieuwe Waterweg, ter hoogte van de kop van de Noorderpier, drie Duitse mijnenvegers ten onder.
Het was in de Tweede Wereldoorlog vlak na de capitulatie van het Nederlandse leger, dat de Duitse Kriegsmarine zich in Hoek van Holland nestelde en Korvettenkapitän Fritz Kruse havencommandant werd.
De eerste zorg voor de Kriegsmarine was de toegangen tot de havens van Antwerpen, Amsterdam en Rotterdam vrij te maken van nota bene door hen zelf afgeworpen mijnen. De toegang tot Rotterdam werd door zgn. Räumboote, kleine mijnenvegers, vrijgemaakt en op 30 mei voor een breedte van 150 meter veilig verklaard. Al snel daarna begon de Britse Royal Air Force (R.A.F.) met het afwerpen van mijnen in de Nederlandse kustwateren in het kader van Operation Gardening, die de hele oorlog zou aanhouden. Het doel van deze Operation Gardening was het vermijnen van de Duitse vaarroutes. Gardening – tuinieren – werd gedaan op tientallen gecodeerde afwerpzones met namen van zeevruchten, planten etcetera. De codenaam voor de ‘tuin’ voor Hoek van Holland was ‘Oysters’ .
In het Kriegstagebuch, het oorlogsdagboek, van de Havenkommandant staat dat er in de nacht van 25 op 26 juli om 00.30u alarm werd gegeven : ‘Feindliche Flieger, Alarmbereitschaft’. Het alarm duurde tot 02.00u. Het betrof drie door de R.A.F. ‘ingehuurde’ dubbeldekkers type Swordfish van de marine (Fleet Air Arm) die elk een magnetische mijn hadden afgeworpen.
De Duitsers konden echter niet met zekerheid zeggen of er mijnen waren afgeworpen. Uit voorzorg werd het 4. Minensuchflottille, dat uit 10 schepen bestond, om half acht naar de Nieuwe Waterweg gedirigeerd om eventuele mijnen te ruimen.

Meteen toen ze daar aankwamen ging het mis. De M 61, met commandant Oberleutnant zur See Hindersin, liep als voorste schip op een magnetische mijn. De M 61 activeerde tijdens het omschakelen van de magnetische bescherming (MES, Magnetischereigenschutz) naar de stroomvoerende ruimapparatuur (KFRG, Kabelfernräumgerät) de eerste mijn. MES diende om het magnetisme van het eigen schip te minimaliseren, terwijl het KFRG bestond uit twee meegesleepte elektrische kabels (de plus- en de minpool) die via het opgewekte magnetisch veld op afstand magnetische mijnen deden ontploffen.
Het schip begon te zinken en kreeg vervolgens in allerijl hulp van de M 89 en M 136, die elk langszij met een onder het lekgeslagen schip getrokken ‘Lecksegel’ (lekzeil) een poging ondernamen het te behouden.

Tijdens de manoeuvres kreeg de stroming vat op het drietal waarna de M 61 opnieuw een mijn activeerde, nu midscheeps. Het schip zonk onmiddellijk. Binnen een kwartier verdwenen de tijdens dezelfde explosie eveneens zwaar beschadigde M 89 en M 136 ook onder water.


Direct werd er groot alarm geslagen door de Marine Signal Stelle (M.S.S.) in de seinpost. De reddingbootschippers Jan van Dam en Han Slis kregen opdracht om direct zee te kiezen. De M.S.S. riep daarnaast andere motorboten op om drenkelingen te zoeken. Ze alarmeerden een arts en hospitaalsoldaten, en dirigeerden draagbaren en ziekenwagens naar de pier. Personeel van de M.S.S. snelde naar het strand om aangespoelde spullen op te pikken en de bootjes te helpen om opgepikte gewonden aan land te brengen.
De beide motorreddingboten President J.V. Wierdsma en President Jan Lels waren echter niet inzetbaar, de Jan Lels omdat de zuiger er uit genomen was en de J.V. Wierdsma omdat de demagnetiserende kabel om de boot nog niet klaar was. Daarop stapten havenkommandant Kruse en de in Hoek van Holland gearriveerde flottieljechef van het vierde mijnenvegersflottielje, de Korvettenkapitän Berger aan boord van de motorreddingvlet onder commando van schipper Han Slis. Bij de kop van het Noorderhoofd, op de plaats waar de drie mijnenvegers ten onder waren gegaan, lagen de overige schepen van het flottielje. Op één van deze mijnenvegers werden beide Duitsers overgezet.
Han Slis zag dat er een aantal sloepen op zee naar overlevenden zochten en dat er bij de reddingsteiger op het Noorderhoofd twee sloepen van de Duitse Marine lagen die de gewonden op de pier brachten. Hier verleenden hospitaalsoldaten de eerste hulp. Han Slis kon niet deelnemen aan de zoekacties omdat hij langs de mijnenveger moest blijven wachten op de havenkommandant. Toen deze weer terug aan boord van de vlet was, kregen ze ook een gewonde Duitse matroos mee. Ze voeren nog naar de pier waar al twee sloepen met schipbreukelingen waren aangekomen, maar deze konden niet zonder draagbaar vervoerd worden. Eenmaal terug in de Berghaven werden er draagbaren in de vlet getild die Slis naar de reddingsteiger bij de pier moest brengen. Inmiddels had een Duits marineschip hier al een lading draagbaren gebracht, zodat Slis zijn vrachtje naar een motorlogger, die met een aantal gewonden zo’n drie mijl van het Noorderhoofd lag te deinen, moest brengen. Daarna heeft Slis de kust nog langs gevaren op zoek naar mogelijke overlevenden, maar hij heeft niets dan wrakhout zien drijven.
Op de plaats van de ramp nam ook Kapitänleutnant Wolfgang Piwowarsky van de M 84 deel aan de reddingoperatie. Piwowarsky maakte unieke foto’s van de ondergang van de mijnenvegers. De ramp met de mijnenvegers kostte zeker aan 18 marinemensen het leven, waaronder Oberleutnant zur See Hindersin. Tevens was er een groot aantal gewonden, waarvan sommige ernstige brandwonden hadden. Zij werden overgebracht naar het Preventorium Sint Jozef aan de ‘s- Gravenzandseweg.
Van de M 61 waren er twee doden en 14 vermisten, daarnaast 13 zwaar- en 14 lichtgewonden. Van de M 89 waren er 20 lichtgewonden en 1 zwaargewonde, van de M 136 waren er 17 lichtgewonden. De zwaargewonden gingen deels naar Den Haag en deels naar Rotterdam, de lichtgewonden naar het Marine Lazarett in Bergen op Zoom.
Van de omgekomen bemanningsleden van de M 61 hebben we van 15 van hen de namen kunnen achterhalen. Dit zijn:
Maschinen Obergefreite Heinz Beck, 22 jaar (lichaam nooit gevonden)
Obermaschinen Maat Helmut Beckereit, 26 jaar
Bootsmaat Franz Böhmer, 26 jaar
Signal Obergefreite Albert Frederich, 23 jaar
Matrose Josef Fürst, 20 jaar
Oberleutnant zur See Georg Hindersin, 33 jaar
Matrose Alfred Kopacz, 22 jaar (lichaam nooit gevonden)
Matrose Paul Krauss, 20 jaar (lichaam nooit gevonden)
Matrose Gefreiter Friedrich Neuhaus, 20 jaar (lichaam nooit gevonden)
Matrose Oskar Schaefer, 25 jaar (lichaam nooit gevonden)
Maschinen Obergefreite Willi Schlicht, 20 jaar (lichaam nooit gevonden)
Bootsmaat Athanasius Schöner, 23 jaar
Maschinen Maat Martin Wauer, 23 jaar (aan zijn verwondingen overleden in het ziekenhuis in Den Haag op 28 juli)
Matrose Ernst Wöhler, 31 jaar
Maschinen Gefreite Josef Zollt, 20 jaar (lichaam nooit gevonden)


Op 29 juli werden de twee geborgen doden, Albert Frederich en Franz Böhmer, naar Den Haag gebracht waar ze op 30 juli op de begraafplaats Kerkhoflaan op het militaire gedeelte ter aarde werden besteld. Er werd met hen nog een bemanningslid van de M61 begraven, Martin Wauer, die op 28 juli was overleden in het ziekenhuis. De Marine Artillerie Abteilung (M.A.A.) 205 zorgde voor de Trauerparade. De hoogste militaire bevelhebbers in Nederland waren bij deze begrafenis aanwezig: de Marinebefehlshaber in den Niederlanden, Admiral Helmuth Kienast en de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, General der Flieger Friedrich Christiansen. Ook de Hoekse Havencommandant Korvettenkapitän Fritz Kruse was aanwezig.

Het was de eerste succesvolle actie voor de R.A.F. in de Operation Gardening, maar ook de eerste grote gebeurtenis met verlies van meerdere levens voor de Duitsers sinds de capitulatie van Nederland. De legerleiding wilde waarschijnlijk met dit hoge eerbetoon laten zien dat hun soldaten een waardige begrafenis verdienden. Het geheel had een hoge propagandawaarde.
Op 30 juli spoelde het lichaam van Oberleutnant zur See Georg Hindersin bij Oostvoorne aan, op 3 augustus werd ook hij bijgezet in Den Haag en zorgde de M.A.A. 205 wederom voor de Trauerparade.
In de daarop volgende weken spoelden de lichamen van enkele van de omgekomen bemanningsleden aan bij o.a. Rockanje en Scheveningen. Zij werden allen in Den Haag begraven. In 1948 zijn ze op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn herbegraven.
Dit artikel verscheen op 20 juli 2006 in de Hoekse Krant. Het is hier met toestemming van de auteurs Tom van Ooijen en Piet Heijstek overgenomen en aangevuld met informatie van maritiem publicist Jac. Baart evenals informatie uit Duitse oorlogsdagboeken.
Met dank aan: Rolf Piwowarsky, Jan van Ooijen en Jac. Baart
Geraadpleegde bronnen en archieven:
Bundesarchiv Freiburg:
Kriegstagebuch Marine Artillerie Abteilung MAA 205, archiefnr. RM-122_619
Kriegstagebuch Hafenkommandant Hoek van Holland, archiefnr. RM45-II-277
National Archives Washington:
Kriegstagebuch Marine Nachrichtenoffizier Den Haag – Marine Signal Stelle Hoek van Holland: PG-47665
Kriegstagebuch Admiral in den Niederlanden: PG-47518
https://www.vliegveld-ockenburg.net/pages/1940—1945/ehrenfriedhof.php