Op maandag 28 april 1941 werden de Hoekenezen om 10 voor half 1 in de middag opgeschrikt door het luchtafweergeschut dat in het Voorduin en langs de Nieuwe Waterweg stond opgesteld. Het gebeurde in de eerste oorlogsjaren bijna niet dat het luchtafweergeschut overdag in actie kwam. Meestal was dit in de avonduren of ‘s-nachts.
Nederland lag in de aanvliegroute naar Duitsland voor de bommenwerpers van Bomber Command van de Engelse Royal Air Force (RAF). Maar omdat deze teveel verliezen leed bij het overdag bombarderen van industriële doelen in Duitsland, besloten ze dat alleen ’s-nachts te doen 1.
Overdag werd er vooral gevlogen voor bijvoorbeeld verkenningsvluchten of aanvallen op de Franse, Belgische en Nederlandse kust. Dit soort vluchten werd in de meeste gevallen uitgevoerd door de vliegtuigen van Coastal Command RAF. Naast een enkele keer aanvallen op schepen en geschut in de Hoek, werden in onze regio het vliegveld Waalhaven, de olieopslag bij Vlaardingen en Pernis en de Rotterdamse havens veel aangevallen. De route hiernaartoe en terug ging overdag, vanwege het vele aanwezige luchtafweergeschut, dus niet over Hoek van Holland. ’s-Nachts vaak wel, mede doordat de Waterweg, zeker bij heldere nacht, makkelijk te herkennen was in het duister en dus hielp bij de navigatie. Coastal Command vloog in die eerste oorlogstijd met Bristol Blenheims, lichte bommenwerpers met een kleine bommenlast en drie bemanningsleden: een piloot, een navigatieofficier/bommenrichter en een radiotelegrafist/schutter.
Door de vliegtuigen van Coastal Command werden ook Duitse Geleite, scheepskonvooien, aangevallen. In deze konvooien werd enerzijds ijzererts vanuit Zweden en Noorwegen aangevoerd, dat via de Rotterdamse havens naar het Ruhrgebied werd getransporteerd om verwerkt te worden voor de oorlogsindustrie. Dit waren de zogenoemde Westgeleite.
Andersom waren er de Ostgeleite, die met steenkolen en cokes naar Scandinavië gingen. Daarnaast waren er ook andere konvooien die met goederen voor de soldaten in de bezette gebieden voeren.
De konvooien bestonden uit zo’n 8 schepen en voeren altijd onder begeleiding van 4 schepen van de Kriegsmarine. Dit waren Sperrbrecher (mijnenvegers) en Vorpostenboote. Deze laatsten waren o.a. gevorderde en omgebouwde Nederlandse visserschepen, met meerdere stukken geschut op de voor-en achterplecht.
Er werd met de Blenheims bij een aanval op zo’n konvooi op de zeer gevaarlijke ‘masthoogte’ gevlogen: zo laag mogelijk boven het wateroppervlak om detectie door radar en Duitse jachtvliegtuigen te ontlopen, en om zo dicht mogelijk bij de schepen te kunnen komen om de kans op een geslaagde aanval te vergroten. Daardoor liepen ze echter een zeer grote kans om geraakt te worden door het geschut van de begeleidende Sperrbrecher en Vorpostenboote. Een bijkomend gevaar waren de schepen van het Hafenschutzflotille: eveneens omgebouwde visserschepen die de wateren voor Hoek van Holland, IJmuiden en Den Helder bewaakten, en het lichte en zware luchtafweergeschut dat langs de kust opgesteld stond. De verliezen onder de Blenheim crews waren dan ook niet gering 2.
Terug naar 28 april. Het weer was die dag licht nevelig, er stond een zwakke wind, windkracht 2 en het zicht was zo’n 1000 meter.
Om 18 minuten over 10 Engelse tijd was een formatie van vier Blenheims van 59 Squadron Coastal Command, onder leiding van Flying Lieutenant Anthony Fry, opgestegen van vliegveld Bircham Newton in Norfolk, nadat er eerder op de ochtend een melding bij het Squadron binnen was gekomen dat er een Westgeleit bij Den Helder was gespot. De Blenheims hadden de herkenningstekens TR-A, TR-E, TR-F en TR-H. Ze werden begeleid door drie Blenheims van 235 Sqn. Om 12.20u Nederlandse tijd zagen ze het konvooi de Nieuwe Waterweg op varen. De vier Blenheims van 59 Sqn. zetten vanaf 20-30 meter hoogte de aanval in, de anderen bleven net onder het wolkendek vliegen. Er werd op ze geschoten vanaf de begeleidende Vorpostenboote 803, 807 en 2005, door de H811 van het Hafenschutzflotille, en het lichte luchtafweergeschut van de Marine Artillerie Abteilung (M.A.A.) 205 dat in het Voorduin stond.
Drie vliegtuigen werden geraakt: één stortte neer in de monding van de Nieuwe Waterweg, de andere twee stortten iets zuidelijker neer voor de kust van eiland De Beer. Het was één vliegtuig gelukt om bommen af te werpen waarbij één van de schepen licht beschadigd raakte, maar dat kon op eigen kracht verder varen. Het vierde vliegtuig, TR-H, draaide weg naar het noorden maar werd door het luchtafweergeschut van de M.A.A. 205 in brand geschoten, waardoor het gedwongen was een noodlanding op zee te maken. De H811 meldde twee vliegtuigen geraakt te hebben, de Vorpostenboote meldden gezamenlijk een vliegtuig te hebben getroffen. Vanaf de crashlocaties stegen dikke rookpluimen op.
In de Berghaven waren schepen van de Zeereddingdienst (Z.R.D.) gestationeerd. De bezetter had de reddingcapaciteit langs de Nederlandse kust in de eerste oorlogsmaanden flink uitgebreid in verband met de geplande (maar nooit uitgevoerde) aanval op Engeland, Operatie Seelöwe.
Nu werden de Z.R.D. 11, 17 en 18 en de Z.S.D. 2 van de Zeesleepdienst er door de Hafenkommandant op uit gestuurd, evenals de President Jan Lels, de President J. V. Wierdsma en de reddingsvlet President van Heel van de Reddingmaatschappij, om eventuele overlevenden te redden, lichamen te bergen en andere zaken uit het water te vissen.
De H811 pikte de enige twee overlevenden op: de zwaargewonde Pilot Officer Morton en Sergeant Flury van het vierde vliegtuig. Ze werden in de Berghaven aan land gebracht. De andere schepen haalden diverse spullen uit het water: een brandstoftank, een reddingboot, een landingsgestel en kaartmateriaal.
Ze borgen ook drie lichamen. Dit was de bemanning van Blenheim TR-E: Pilot Officer Sydney Collier, navigatieofficier Sergeant Jack Mingham en radiotelegrafist Sergeant William Powell.
Hun lichamen werden met een vrachtauto van de Wehrmacht vanaf de Berghaven naar het lijkenhuisje op de Algemene Begraafplaats gebracht. De Duitsers hadden de eigendommen van de vliegers waaraan ze hen aan boord hadden geïdentificeerd al meegenomen om de autoriteiten op de hoogte te stellen. Onderzoek door een arts had uitgewezen dat zij geen schotwonden hadden (vaak was er een arts aan boord van de Vorpostenboote om de bij aanvallen gewond geraakte militairen snel te kunnen verzorgen).
Er is niet veel over deze drie bekend. Ze hadden sinds de ‘Battle of Britain’ in de late zomer van 1940 steeds met zijn drieën gevlogen.
John ‘Jack’ Mingham was een lid van de vrijwillige reserve RAF en werkte in een papierfabriek. In 1939 trouwde hij met Muriel Cryer. Bij het uitbreken van de oorlog werd hij opgeroepen, en na zijn training kwam hij bij Coastal Command. In oktober van 1941 kreeg Muriel een brief van de Air Ministry met de mededeling dat het tot de conclusie was gekomen dat haar man omgekomen was op 28 april. Hij was 26 toen hij stierf.
Sydney Collier was 21 jaar toen hij stierf.
William Powell was 22 toen hij stierf.
Geallieerde Militairen op de Algemene Begraafplaats
De omgekomen geallieerde militairen werden begraven in vak F. Dit vak was in mei 1940 aangewezen voor het begraven van de in de meidagen in het dorp omgekomen Irish en Welsh Guards. Vanaf dat moment werden alle geallieerde militairen daar begraven, ook de in de meidagen omgekomen (en eerst in veldgraven begraven) Nederlanders.
Het overgrote deel was Engels, maar ook lagen hier Polen, Amerikanen, Canadezen en Fransen. De doden van de laatste drie nationaliteiten zijn na de oorlog respectievelijk naar de Amerikaanse begraafplaats in Margraten, de Canadese begraafplaats in Bergen op Zoom en de Franse begraafplaats in Kapelle (Z) overgebracht.
Duitsers werden op de grote Kriegerfriedhofe in Rotterdam en Den Haag begraven, pas vanaf september 1944 werden deze ook in Hoek van Holland begraven. Zij zijn in 1955 naar de Duitse begraafplaats Ysselsteyn overgebracht.
Nadat er bij de politie een melding was binnengekomen van Duitse zijde dat er een lichaam was gevonden, hetzij aangespoeld hetzij gevonden bij een neergestort vliegtuig, werden deze in de meeste gevallen door de doodgraver Hermanus van der Wel en gemeentewerker Jacobus Boel opgehaald en naar het lijkenhuisje op de Algemene Begraafplaats gebracht. Ze werden in het lijkenhuisje ontkleed door een Duitse militair, soms een sanitätsofficier, waarbij er werd gekeken of er iets was waaraan de lichamen geïdentificeerd konden worden. Dit ontkleden gebeurde altijd in aanwezigheid van een agent van de Hoekse politie. De eventueel aanwezige eigendommen werden meegenomen door de Duitsers. De zo verzamelde informatie werd naar de Wehrmacht Gräberoffizier in Hilversum gezonden die landelijk verantwoordelijk was voor dit soort begrafenissen. Hiervandaan gingen de gegevens naar het Luftfahrtministerium in Berlijn en vandaar naar het Internationale Comité van het Rode Kruis in Genéve. Zij stuurden het naar het Britse of Amerikaanse gezantschap in Zwitserland, die weer hun eigen autoriteiten op de hoogte stelden zodat nabestaanden geïnformeerd konden worden.
De politie maakte altijd een rapport op van de lijkschouwing waarin zij de eigendommen ook beschreven, en stuurde deze gegevens op hun beurt naar het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag.
De lichamen van de militairen werden in kisten van de gemeente begraven. De Duitsers stelden de datum en het tijdstip van de begrafenis vast. In het geval van Collier, Powell en Mingham was dit woensdag 30 april om 11 uur. Van deze begrafenis zijn unieke foto’s gemaakt 3. Voor zover bekend zijn dit de enige foto’s van een begrafenis van geallieerden op de Algemene Begraafplaats hier.
Geallieerde soldaten werden begraven met militaire eer. Dit hield in dat er een erewacht was van soldaten van de hier gelegerde onderdelen. Tevens was er een vuurpeloton. De Ortskommandant of een hoge officier van de Ortskommandantur was ook altijd aanwezig (Op dit moment hield de Hafenkommandant Hoek van Holland, Korvetten-kapitän Hans Gayer, tevens de functie van Ortskommandant).
Van Nederlandse zijde was er bij een begrafenis van een militair altijd een agent van de Hoekse politie aanwezig, in sommige gevallen ook de Inspecteur van politie. In dit geval waren zowel inspecteur Hartman als de Rijksveldwachter Luitjes aanwezig.
De dienst werd geleid door veldpredikers van de Kriegsmarine, waaronder de protestantse Marinepfarrer Arno Pötzsch, die gedurende de oorlog op bijzondere wijze honderden begrafenissen en executies begeleidde . De andere prediker is waarschijnlijk Rooms-Katholiek. De predikers hielden een toespraak en deden een gebed. Op deze manier was men er zeker van dat de doden, van wie hun geloof vaak niet bekend was, de laatste eer kregen op een manier die bij hun geloof paste
Het begraven met militaire eer stopte na 22 augustus 1943. Een Duits officier vertelde in een toespraak tijdens de begrafenis van een Engelse militair, dat dit was omdat de Engelsen geen militaire doelen bombardeerden, maar vrouwen en kinderen. Het waren moordenaars, geen militairen.
De bemanningsleden van de overige Blenheims
Morton en Flury van TR-H raakten in krijgsgevangenschap. Morton kwam in een subcamp van het beroemde Stalag Luft III, bekend van de Great Escape, terecht. Beiden overleefden de oorlog. Het lichaam van het andere bemanningslid van hun vliegtuig, Sergeant Hulme, spoelde op 15 juni 1941 aan bij Bergen op Zee. Hij ligt begraven op het Britse ereveld van de Algemene begraafplaats van Bergen.
De lichamen van de bemanning van TR-E, Flight Lieutenant Fry DFC, Sergeant Freeman en Sergeant Taylor zijn nooit teruggevonden. Hun namen staan op het Runnymede Memorial in Engeland. Dit monument is ter nagedachtenis aan de 20.000 mannen en vrouwen van de Engelse luchtmacht die in de Tweede Wereldoorlog omkwamen maar nog altijd vermist zijn.
Op vrijdag 8 augustus 1941 spoelde het lichaam van Sergeant Henderson van TR-A aan op het eiland Rozenburg. De Wehrmacht bracht de Hoekse politie op de hoogte, agent Kunst was aanwezig bij het overbrengen van het lichaam naar het lijkenhuisje op de begraafplaats in Hoek van Holland. Henderson werd op maandag 11 augustus begraven.
Het lichaam van de piloot van dit vliegtuig, P/O Badland, spoelde op 13 juni aan op het strand van Rockanje. Hij ligt begraven op de begraafplaats ‘Maria Rust’ in die plaats. Het lichaam van Sergeant Hazell is nooit teruggevonden, zijn naam staat op het Runnymede Memorial.
Voetnoten
1 Na de aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941 mengden de Amerikanen zich ook in de oorlog. Zij namen vanaf begin 1942 vanuit Engeland de bombardementen op Duitsland overdag voor hun rekening. De RAF ging zich in die periode meer richten op het bombarderen van steden in plaats van industrieën.
2 Van de 42 vliegeniers van de RAF die hier op de Algemene Begraafplaats liggen, waren er 22 bemanningslid van een Blenheim.
3 De foto’s zijn door één persoon gemaakt, maar komen uit verschillende collecties. Piet Vervenne vond ooit een envelop op straat met 11 foto’s van de begrafenis, en gaf ze aan de Stichting Fort aan den Hoek van Holland.
Peter de Krom kocht een collectie van een matroos van het Voorpostenflotille, met daarin dezelfde foto’s van de begrafenis als die het Fort heeft. In een eveneens door hem gekochte collectie van een soldaat die in Vineta zat, zaten andere foto’s van de begrafenis. En in de privécollectie van Korvetten Kapitän Hultzsch zaten eveneens enkele foto’s.
Het geheel heeft duidelijk indruk gemaakt op diegenen die erbij waren.
4 Er zijn meerdere foto’s van Collier, Mingham en Powell en ook van enkele van de andere vliegers op internet te vinden. Het is helaas niet gelukt contact te krijgen met de rechthebbenden om ze hier te delen. Zie de website van 59 Squadron: https://www.number59squadron.com/roll/crew_html/blen_collier.html
Geraadpleegde bronnen en archieven
Boeken:
Jac. J. Baart en Lennart van Oudheusden, Target Rotterdam
Jac. J. Baart, Rotterdam Oorlogshaven
Jan Willem van Borselen, De Kriegsmarine in Rotterdam
Gerrit Zwanenburg , En Nooit Was Het Stil
Archieven:
Bundesarchiv Freiburg:
Kriegstagebuch Hafencommandant Hoek van Holland, handschriftliches original
Kriegstagebuch Admiral in den Niederlande
Kriegstagebuch Marine Signal Stelle Hoek van Holland
Stadsarchief Rotterdam:
63-3008/3009 Dag-en Nachtrapporten Politie Hoek van Holland
494-01_526 Stukken betreffende het herbegraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk of elders van stoffelijke resten van buitenlandse militairen die begraven waren op de Algemene Begraafplaats Crooswijk of de Algemene Begraafplaats Hoek van Holland
465-01_34 Archief van de Gemeentesecretarie, afdeling Openbare Werken te Rotterdam, Begraven van militairen.
Stichting Fort aan den Hoek van Holland:
Informatie van geallieerde militairen op de Algemene Begraafplaats Hoek van Holland
Persoonlijk archief 1940-1945 van Dirk Ruis.
Internet:
www.rochdaleonline.co.uk/
www.ancestry.com/
Lijst van de in Hoek van Holland begraven militairen: https://www.cwgc.org/
Artikel over de konvooien en het zinken van de Cornelia Maersk van Jac. J. Baart in: www.debrielsemaasmond.nl/
Een website met een aantal foto’s die een goede indruk geven van de gevaren waar de Blenheims aan bloot stonden: www.atlantikwall-wadden.nl/
Een site met meer informatie en foto’s over Vorpostenbooten, waaronder het wrak van de V 807: www.flickr.com/photos/dirk_bruin_vlieland/
www.tracesofwar.nl
www.rafcommands.com/
www.luftwaffe-zur-see.de/
Wikipedia