Het drama van de Hoekse vletterlieden (13 mei 1902)


Inleiding.

De vletterlieden varen met hun vletten[1] bij de zeehavens de zee op. Zij gaan de binnenkomende zeeschepen tegemoet. Zij gaan naast een zeeschip varen. Hierna slaan zij een enterhaak met een touw aan de reling van het zeeschip waarna zij zich laten voortslepen en via een touw aan boord van het schip klimmen. Aan boord sluit men een contract af voor het vast- en losmaken van het schip in de haven. Het werk van de vroegere vletterlieden wordt in onze tijd voortgezet met moderne vletten door de roeiers. Zij zijn aangesloten bij de nog steeds bestaande “Koninklijke Roeiers Vereeniging Eendracht”.

De vletterlieden of roeiers uit Rotterdam laten zich door de vertrekkende zeeschepen meeslepen naar Hoek van Holland om daar weer een binnenkomend schip op te pikken. De concurrentie is echter hevig. Vooral de roeiers uit Den Helder stropen met hun vletten de kust af op zoek naar zeeschepen. Zij wagen zich daarbij ver op zee. Door deze wijze van werken pikken zij veel werk weg voor de neus van de Rotterdammers. Het gevolg is dat de Rotterdamse roeiers met hun vletten ook naar zee moeten. Zij gaan met hun scheepjes naar Hoek van Holland en meren ze af in de Berghaven. Ook hun gezinnen komen mee en wonen voor kortere of langere tijd in het dorp. Bij de haven wordt een houten keet neergezet waarin de roeiers droog zitten en een borrel kunnen drinken. Er zijn zoveel mogelijk, drie roeiers paraat. Zij zeilen met hun driemansvlet de zee op, het naderende zeeschip tegemoet. Het vastmaken aan het snel varende schip is gevaarlijk werk. Door het gevaarlijke- en zware werk zijn de roeiers stevige en ruige kerels. Zij plegen door de hevige concurrentie nog wel eens sabotage aan de vletten van anderen. Ook komt het na afloop van de klus nogal eens tot een handgemeen, vaak onder invloed van alcoholische drank.

Het drama.
Zo varen in de ochtend van 13 mei 1902 de vletterlieden Jan Bos, Jacob Schuijer en Klaas Kuiper met hun vlet het binnenkomende Spaanse vrachtschip ss. ”Junio” tegemoet. Tegelijker tijd komt ook het ss.”Obdam” van de Holland Amerika Lijn binnenvaren. Tijdens het manoeuvreren met de vlet moet er een stortzee of een rukwind zijn ontstaan. Het gevolg is dat de vlet omslaat en dat twee opvarenden onmiddellijk in de diepte verdwijnen. De derde man, vermoedelijk Jacob Schuijer, wordt gezien door de bemanning van de Junio. Hij zit op de omgekeerde vlet en men hoort hem luid om hulp roepen.
De bemanning van de Junio strijkt onmiddellijk een sloep en gaat op zoek naar de vlet met de drenkeling. De reddingspoging faalt. Door onbekendheid met het tij en de stroming komt de bemanning van de uitgezette sloep in levensgevaar. De zoektocht wordt afgebroken en de derde vletterman komt ook om in de golven.
Tegen de avond spoelt de vlet aan op het strand. Het vaartuig is onbeschadigd, hieruit maakt men op dat het omgeslagen moet zijn.

Op zaterdag 18 mei vist men op ongeveer 200 meter in zee, voor de Zuiderpier, het stoffelijk overschot van vletterman Klaas Kuiper.
Maandag 19 mei wordt onder veel belangstelling het stoffelijk overschot van Klaas Kuiper begraven. Behalve familie en kennissen zijn er vijf leden van de roeiersvereniging en de voorzitter, Van Dijk aanwezig. De voorzitter spreekt aan het graf gevoelvolle woorden waarbij hij ook het noodlottig ongeval herdenkt.

Bij de drie gezinnen van de vlettermannen die in zeer arme omstandigheden verkeren heerst angst en radeloosheid. Jan Bos (29 jaar) laat een ziekelijke vrouw na, door een kwaal ongeschikt om te werken, en vier jonge kinderen.
Jacob Schuijer (30 jaar) laat ook een ziekelijke vrouw achter en drie zeer jeugdige kinderen, kort geleden onderging de vrouw een operatie. Van de drie kinderen zijn er twee ziek. Toen men de vrouw zocht liep zij langs het strand naar haar man te zoeken.
Klaas Kuiper (31 jaar) laat een jonge vrouw na en een dochtertje van zeven jaar oud. Deze vrouw is gezond en zal wel in staat zijn wat te verdienen met werken of de was te doen.
De weduwe van Schuijer heeft direct steun nodig want het ontbreekt haar aan financiële middelen.

Voor het gezin van de weduwe Bos gloorde wat hoop. Zij is in bezit van twee levensverzekering polissen van de Nederlandsche Algemeene Verzekeringsbank en een polis van een dagblad die een uitkering van 500 gulden verzekert aan de nabestaande als de man door een ongeluk het leven verliest.
Toen de weduwe Bos de aanvraag deed meldde de Amsterdamsche maatschappij dat men op de zaak terug zou komen als zij bericht zouden krijgen dat het lijk van J. Bos gevonden is. Het dagblad weigerde de 500 gulden uit te keren.
De mannen waren alle drie lid van de roeivereniging “Eendracht”. De vereniging zal financieel doen wat zij kan maar haar draagkracht is niet groot daar zij bestaat uit leden die zelf hard moeten werken voor hun bestaan.
Met lofwaardige ijver hebben leden zich reeds tot enige autoriteiten gewend om verlof met lijsten te mogen rondgaan om geld te verzamelen. Geld om de gezinnen te helpen van mannen die hun leven verloren bij de uitoefening van hun beroep.
Na een week blijkt men al een bedrag van 600 gulden te hebben opgehaald om de drie gezinnen te ondersteunen.

[1] Vlet is een klein roei- of zeilvaartuig.

Bronnen:
Nieuwe Westlandsche Courant, 17-05-1902, 21-05-1902, 07-06-1902.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 20-05-1902, 21-05-1902, 26-05-1902.
Roeiers-Vereniging Eendracht, jubileumboek 75 jaar, eigen uitgave. Gedrukt door De Arbeiderspers 1970.

© Historisch Genootschap Hoek van Holland.

 

 

WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com