Straten zonder namen
Hoek van Holland heeft de eerste 40 jaar van haar bestaan geen straatnamen gehad. Althans, niet officieel. In ’s-Gravenzande, waar het dorp tot 1 januari 1914 toe behoorde, was geen verordening op de straatnamen. ’s-Gravenzande bestond uit verschillende wijken, die aangeduid werden met een letter, gevolgd door een huisnummer. Hoek van Holland was wijk C. Nummer 1 was het huis van de ingenieur van Rijkswaterstaat. Het directiekantoor van Rijkswaterstaat had nummer C2, en zo ging dat door tot nummer C776*. De wijk Poortershaven werd aangegeven met de letter E.
Op 1 januari 1914 werd Hoek van Holland door Rotterdam geannexeerd. De Hoek kreeg een directe vertegenwoordiger van de burgemeester in de vorm van een commissaris, dhr. C.F. Jas.
Jas kreeg op 31 maart 1914 een brief van de commissie van plaatselijke werken van Rotterdam, die verzocht tot het overgaan van vaststellen van namen voor straten en wegen. Jas ging op onderzoek uit, praatte met de burgemeester van ’s-Gravenzande, en op 31 juli 1916 stuurde hij een brief naar de burgemeester en wethouders van Rotterdam met een voorstel voor straatnamen.
Oude Hoek
Op de wegenlegger van ’s-Gravenzande van voor 1914 stonden al wel straatnamen aangegeven op de Oude Hoek. Veel van deze straten waren naar leden van het Koninklijk huis vernoemd, maar ook naar ministers, zoals bijvoorbeeld het minister Thorbeckepad**. Jas vermoedde dat deze namen door de directie van Waterstaat aan de straten gegeven waren. De Hoekenezen gebruikten ze niet, sterker nog, ze kenden ze over het algemeen niet eens.
Deze namen konden wat Jas betreft gehandhaafd blijven. Hij wilde hier echter één uitzondering op maken. De straatweg van het directiegebouw van Rijkswaterstaat naar ’s-Gravenzande werd door Rijkswaterstaat de Kanaalweg genoemd. Jas vond het beter om het gedeelte van deze weg dat van de politiepost op de kop van het station Strand tot aan de grens van ’s-Gravenzande liep, de ’s-Gravenzandscheweg te noemen. In de volksmond werd dit gedeelte van deze weg al zo genoemd. Het gedeelte de andere kant op, van de politiepost tot het directiegebouw, tezamen met de weg naar het even verderop gelegen paviljoen Rotterdam aan Zee dat het jaar daarvoor was geopend, zou dan Strandweg genoemd kunnen worden: “het is de weg die allen, die hier per trein of tram komen, om het strand te bezoeken, moeten passeren “, zo schreef hij.
Nieuwe Hoek
Nadat het fort in 1889 in gebruik was genomen konden daar in de buurt geen huizen meer gebouwd worden vanwege de Kringenwet, en breidde de Hoek zich meer oostwaarts uit. Dit deel werd ook wel ‘het nieuwe gedeelte’ of ‘de Nieuwe Hoek’ genoemd. In 1893 werd de Hoekse lijn geopend en werd de veerdienst met Engeland in gebruik genomen. In de buurt van het station werden dienstwoningen van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij gebouwd, evenals een stallencomplex voor de vele paarden die met de Harwichboot meegingen.
Er kwamen meer woningen, winkels, het postkantoor verhuisde naar dit deel evenals de hervormde kerk. Het nieuwe gedeelte ontwikkelde zich in eerste instantie in twee delen: het eerste deel liep tussen de Rietdijkstraat en Schoolstraat en stond bekend als het Eerste Zandwerk, het tweede deel liep tussen de huidige Huydecoper- en van Warwyckstraat en stond bekend als het Tweede Zandwerk.
In dit nieuwe gedeelte waren officieel geen namen bekend, maar in de volksmond kende men wel de Paardenbuurt, “vermoedelijk naar de in de nabijheid aanwezige paardenstallen”, en de Paardenstraat. De weg die van oost naar west liep en de twee Zandwerken met elkaar verbond werd al snel de Prins Hendrikstraat genoemd, naar de broer van Koning Willem III. Jas vond dat deze naam kon blijven, evenals de namen van de Rietdijkstraat, “hoewel verre van fraai” ***, Harmoniestraat, naar het daar gevestigde Verenigingsgebouw de Harmonie, en Paardenstraat. Maar hij vond dat de naar de bewoners van de hoekhuizen genoemde Prinsenstraat en Doesburg- of Benardstraat onmogelijk zo konden blijven heten, evenals de 1e en 2e Zandstraat, zo genoemd omdat deze straten onbestraat en dus een grote zandvlakte waren.
De 1e en 2e Zandstraat wilde Jas de 1e en 2e Stuwadoorsstraat gaan noemen. De eerste werd ook vaak de Bootwerkersbuurt genoemd. Bij dit voorstel heeft iemand in de brief een groot rood vraagteken gezet, dit zijn uiteindelijk de 1e en 2e Scheepvaartstraat geworden. Pas toen tussen de twee afzonderlijke delen meer bebouwing kwam, kwam ook de naam Midden Scheepvaartstraat erbij.
Voor de Prinsenstraat stelde hij Concordiastraat voor, omdat deze parallel loopt aan de Harmoniestraat en de benaming daarbij past. De Doesburg-of Benardstraat in het Tweede Zandwerk zou Nijverheidsstraat genoemd kunnen worden. Dit advies werd echter niet overgenomen, hier werd voor Scheepvaartdwarsstraat gekozen. Deze straat lag waar nu ongeveer het zuidelijke deel van de Mareesstraat loopt.
De straat die op de plek van de huidige Huydecoperstraat liep had zelfs in de volksmond geen naam. Deze wilde Jas Fabrieksstraat noemen, naar de timmerfabriek van Soeteman die daar stond. De evenwijdig daaraan lopende straat aan het andere einde van het Tweede Zandwerk wilde hij Industriestraat noemen. Dit werden uiteindelijk respectievelijk Nijverheidsstraat en Bonnenstraat, genoemd naar de Noord-Bonnen.
De Schoolstraat werd voorgesteld voor de straat die noordwaarts vanaf de Prins Hendrikstraat langs de openbare school ging, die er nog niet zo lang stond.
De Blikkenbuurt zou Spoorbuurt kunnen gaan heten.
De weg die vanaf de Bonnenstraat naar de Nieuwlandse polder liep werd al Zekkeweg (zonder N!) genoemd en kon wat Jas betreft die naam houden. Vandaag de dag is deze weg een stuk korter. Ook de De Ruyterstraat kon blijven, evenals Stationsweg, Cruqiusweg, Fortweg en Havenweg.
Voor de Pannenbuurt, gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg, stelde hij de namen Tuinderstraat en Kaapweg voor, die laatste vanwege de Kaapwoning. Het was Jas niet duidelijk wat het woord ‘Kaap’ betekende, maar de Kaapwoning was zeer bekend in het dorp, en de weg werd door de bevolking al ‘weg naar de Kaapwoning’ genoemd.
De Hoekse bosjes waren nog niet aangelegd, op de plek van de huidige villawijk stond toen één huis: Villa Calorama. Dit huis was van Titus de Meester, directeur der Vereenigde Glasfabrieken in Vlaardingen. Voor dit gedeelte had men plannen tot uitbreiding, maar omdat die nog niet duidelijk waren wilde Jas wachten met het geven van namen.
Op 1 september 1916 werden de straatnamen bij besluit van B&W officieel vastgelegd.
In 1917 werd ook de huisnummering aangepast. Waar de nummers eerst aan de ene kant van de straat achter elkaar doorliepen en aan de andere kant verder gingen, werd er nu gekozen voor oneven nummering aan de rechterzijde van de straat en even nummering aan de linkerzijde, van noord naar zuid of van oost naar west. Dit volgens het Rotterdams gemeenteblad no. 8 uit 1908, Verordening op de straatnamen en huisnumers.
Het grootste deel van de Oude Hoek, het gehele Tweede Zandwerk en de Pannenbuurt werden in de Tweede Wereldoorlog gesloopt voor de aanleg van de Atlantikwall. Niet alle straatnamen zijn teruggekomen bij de wederopbouw. De koningin Wilhelminaweg werd in de oorlog door de bezetter ‘Parnassiaweg’ genoemd omdat alles namen van de koninklijke familie uit den boze waren. Na de oorlog is dit weer teruggedraaid.
In ’s-Gravenzande kregen straten pas in 1932 namen.
* Adresboek van Rotterdam 1917. In de adresboeken van Rotterdam wordt van 1915 tot en met 1917 deze ’s-Gravenzandse nummering aangehouden. C776 werd bewoond door ene B. Dekker, varensgezel.
** Het minister Thorbeckepad werd bij besluit van B&W van april 1920 veranderd in Seinpad. Dit pad kwam in eerste instantie niet voor een naamsverandering in aanmerking, omdat Jas het niet nodig vond de voetpaden een naam te geven. Dit in verband met de Kringenwet, waardoor het ondenkbaar was geworden dat er nog gebouwd zou worden aan de voetpaden. Zie de kaart met oude en nieuwe namen van de Oude Hoek voor de andere voetpaden.
*** De Rietdijkstraat ligt op een dijk die al op kaarten van ver voor de aanleg van de Waterweg stond en daar de Rietdijk werd genoemd.
Met dank aan Engelien de Ruijter van het Stadsarchief Rotterdam en Jan Dahmeijer van de Vereniging Oud ‘s-Gravenzande
Bronnen:
Stadsarchief Rotterdam: Toegangsnr. 406-01 Archieven van de Hulpsecretarie Hoek van Holland:
-inv.nr. 2 Stukken van de Commissaris van Rotterdam 1914 A 351-569
-inv.nr. 4 Stukken van de Commissaris van Rotterdam 1916
https://stadsarchief.rotterdam.nl/zoek-en-ontdek/adresboeken/
Het verhaal achter uw straatnaam, J.J. Jonker
Van Niet Tot Iet (2), J. Nijland en L. Van Ooijen
Delpher.nl