5 januari 1914: Het eerste bezoek van een Rotterdamse burgemeester aan Hoek van Holland
Hoek van Holland hoorde vanaf haar ontstaan bij de gemeente ’s-Gravenzande. Echter met de komst van het spoor en de veerdienst naar Engeland, vestigden zich steeds meer mensen in de Hoek die gewend waren aan voorzieningen als bestrating, straatverlichting en riolering: drie zaken waar het in het dorp aan ontbrak. De roep om hier wat aan te doen werd steeds luider, maar daar had men in het buurdorp geen oren naar. Er werd gekeken naar alternatieven: het zelfstandig worden van de gemeente, of annexatie bij een gemeente die deze zaken wel op zich wilde nemen. Het werd dit laatste: op 1 januari 1914 werd Hoek van Holland bij Rotterdam getrokken.
Op 5 januari 1914 kwam Burgemeester A.R. Zimmerman van Rotterdam hier op bezoek om dit heugelijke feit te vieren en kennis te maken met het dorp en haar inwoners. Hij werd ontvangen door een feestcommissie, bestaande uit de leden van de “Vereniging Algemeen Belang Hoek van Holland”.
Voorzitter van de feestcommissie (evenals van de Vereniging) was Titus de Meester, die in het dagelijks leven directeur van de Vereenigde Glasfabrieken te Vlaardingen en Schiedam was. Secretaris was H. Lietz, penningmeesters waren J. Lantzendörffer, rijkskeurmeester; A. Prins, kruidenier; P. Verkade, commissaris van het Rijksloodswezen en oud-wethouder.
Andere leden waren Th. van der Kleij, aannemer en strandtenthouder; M. Benard, timmerman; P. van Altena, schilder; T. Ebes, boekhouder; G van Vugt, paardenexpediteur.
Zij hadden in december 1913 een collecte gehouden om de feestelijkheden te bekostigen. Hierbij werd fl.233,31 ½ opgehaald (vandaag zou dit €2722 zijn).
Zimmerman kwam om kwart voor elf met de trein aan op het station, waar het Hoekse fanfarekorps hem verwelkomde met feestelijke muziek.
Met de burgemeester was meegereisd de nieuwe commissaris voor Hoek van Holland, C.F. Jas. Hij was vertegenwoordiger van de burgemeester en zou de komende 20 jaar veel voor de Hoek betekenen. Ook de Rotterdamse hoofdambtenaar Warren vergezelde hen. Zij werden door de feestcommissie ontvangen in de wachtkamer van de eerste klasse, die was versierd met groen.
Ondertussen speelde het fanfarekorps vrolijke deuntjes, terwijl het stormde en regende. Op het perron verdrongen de Hoekenezen zich om een glimp van de burgemeester op te vangen. De meeste mensen hadden een strikje opgespeld in de kleuren van Rotterdam, dat te koop was en waarvan de opbrengst ten goede kwam van het Groene Kruis in Hoek van Holland.
Hudig en Pieters had de schepen van de Great Eastern gepavoiseerd en overal in het dorp wapperden de Rotterdamse en nationale vlaggen.
Na de ontvangst op het station vertrok het gezelschap per koets naar gebouw de Harmonie in de Harmoniestraat, voorafgegaan door de fanfare*.
Voor de ingang van de Harmonie waren door M. Benard bloembakken gemaakt die geschilderd waren in de Rotterdamse kleuren. In deze bakken waren dennenboompjes gestoken die hij van eiland de Beer had gehaald. Tevens had hij een toegangspoortje gemaakt dat gedrapeerd was met doek in de kleuren groen-wit-groen.
De zaal van de Harmonie was afgeladen met zo’n 500 belangstellenden. Vooraan zaten de notabelen, daarachter ‘de burgerij en werkmanstand’ aldus de Nieuwe Courant.
De voorzitter van de feestcommissie, de Meester, heette de burgemeester namens de Hoekse bevolking welkom op een toneel dat versierd was door van Altena, met gehuurde draperieën die hij uit Rotterdam had laten komen, vlaggendoek in de Rotterdamse kleuren, groen dat ook van de overkant kwam en bloemen geleverd door J. Zonneveld.
De Meester hield een toespraak waarin hij sprak over het enthousiasme waarmee de Hoekenezen het besluit hadden begroet om de Hoek bij de stad te voegen, nadat men eerst de wens had de Hoek zelfstandig te maken. Het enthousiasme was geen wonder, betoogde hij, aangezien Rotterdam op velerlei terreinen een bloeiende stad was, die een man aan het roer had staan met vaste hand en energieke wil. Om hierop voort te bouwen was een geniale man nodig: “Welnu, burgmeester, ik verklap geen geheim: deze geniale man zijt gij”. Hij had het over de sympathie die de burgemeester voor de Hoek koesterde en hoopte dat die sympathie altijd zou blijven bestaan. Hij verzekerde dat de Hoekse bevolking, die voor een groot deel uit “ernstige en ijverige arbeiders’’ bestond, nooit aanleiding zou geven om de sympathie te doen verflauwen, en dat ‘‘iedere aanwezige van ganser harte met mij instemt nu ik roep: lang leve de burgemeester!”.
Hierop volgde een driewerf hoera en werd er een dronk uitgebracht ter bezegeling van de band tussen Hoek van Holland en Rotterdam. Hiervoor had A. A. Zonnevijlle, eigenaar van de Harmonie, twee flessen champagne opengetrokken.
De burgemeester nam nu het woord. Hij vertelde dat hij kennis wilde maken met de Hoekse burgerij in alle schakeringen: onverschillig van kleur of richting, jong en oud, rijk en arm. Hierna stelde hij commissaris Jas voor. Hij was er van overtuigd dat Jas, gezien het grote afscheid dat hem ten deel viel in zijn vorige standplaats (als burgemeester van Nieuweschans) de juiste man voor de juiste plaats zou zijn.
Hij haalde de kritiek aan die hier door sommigen was geuit op de tekortkomingen van de stad en waar de Hoek ook vast mee te maken zou krijgen. Maar het stadsbestuur was het niet gewoon de belangen die haar waren toevertrouwd, te verwaarlozen, zo stelde hij. Men kon hier ook aan meewerken omdat er twee Hoekse afgevaardigden voor het stadsbestuur gekozen zouden worden: “Zorgt daarom ernstige en waardige mannen naar Rotterdam te zenden, die den Hoek van Holland kennen en waard zijn alle kringen te vertegenwoordigen”.
De burgermeester sprak zijn waardering uit over de versieringen in het dorp en dankte de feestcommissie, het fanfarekorps en de burgers waarbij hij opmerkte dat hij besefte dat het niet voor hem persoonlijk bedoeld was, maar liet zien hoe ingenomen de Hoekenaren waren met ‘’…de nieuwe stand van zaken […] en er goede verwachtingen van koestert’. Hij zei te geloven dat ’de verwachtingen gerechtvaardigd zijn en dat er belangrijke verbeteringen zullen worden aangebracht’’, waarmee hij doelde op de zo verlangde voorzieningen. Men moest er echter wel rekening mee houden dat dit niet direct zou kunnen plaatsvinden. Hierbij haalde hij aan dat de Hoek niet aan de stad vast gebouwd was, ‘’maar dat het karakter bepaald wordt door het aantal inwoners, de ligging en de omgeving, en dat de maatregelen op publiek gebied met dat karakter moeten overeenstemmen’’.
Hij eindigde zijn toespraak met de woorden: “Moge de Hoek een krachtigen opbloei ondervinden, als waarin Rotterdam zich verheugen mag, moge het worden een bloeiend lid van een bloeiend lichaam, moge de Hoek worden een der hoekstenen van de welvaart van Rotterdam.”
Hierop volgde een daverend applaus, waaraan geen einde leek te komen. De Meester nam weer het woord en verwelkomde commissaris Jas, die ook uitbundig applaus kreeg.
Daarmee was de ontvangst in de Harmonie tot een eind gekomen. Zimmerman begaf zich nu te voet met Jas en de heren van de feestcommissie naar de nieuwe hulpsecretarie in de Prins Hendrikstraat, op nr. 217. Dit onder grote belangstelling van de Hoekse bevolking, die op ‘eerbiedige afstand’ werd gehouden door de Rotterdamse politie en Rijksveldwachters.
Nadat de nieuwe secretarie bekeken was volgde daar een kleine receptie met de Hoekse notabelen, waaronder de twee predikanten en de pastoor, de commandant en officieren van het fort, ingenieurs van Rijkswaterstaat, huisartsen, de directeur van de exportslachterij Muller en Co en vele anderen.
Daarna was het tijd voor de lunch, die werd genuttigd in Hotel Amerika. Hierbij waren, behalve Zimmerman en Jas, aanwezig de Rotterdamse hoofdambtenaar Warren en de heren van de feestcommissie. De lunch werd opgeluisterd met muziek van het Hoekse strijkorkest ‘Oefening Baart Kunst’. Zij speelden o.a. ‘Wien Neerlandsch Bloed’, het Wilhelmus en stukken van Mozart en Mendelssohn.
Aansluitend hierop volgde een uitgebreide rijtoer per koets door Hoek van Holland. Stalhouder P. Boon had voor 4 koetsen met 2 paarden elk gezorgd, daarnaast waren er nog 3 koetsen voor de pers beschikbaar. Via de Berghaven ging het naar de Oude Hoek, van daar via de Hilwoning naar de exportslachterij, terug door de Prins Hendrikstraat en via het centrum naar het station. Onderweg werden alle lagere scholen bezocht.
Op het station was het weer een drukte van belang. De wachtenden werden vermaakt met muziek van het fanfarekorps. Zimmerman begaf zich onder luid ‘hoera’ geroep naar de versierde wachtkamer, alwaar hij onder het genot van een kopje thee nog napraatte met de feestcommissie. De restauratiehouder van het station, dhr. Van Schaik, had gezorgd voor gebakjes en ook rookwaren zoals sigaren en een doos Queen sigaretten ontbraken niet.
Om 5 uur was het tijd voor de burgemeester om afscheid te nemen. Hij bedankte de stationschef die de drukte in goede banen had geleid, alsook de directeur van het fanfarekorps. Als laatste schudde hij de leden van de feestcommissie de hand en stapte daarna in de trein. Hangend uit het raampje wuifde hij de menigte ten afscheid toe; terwijl de muziek vrolijk doorspeelde en men een bijna oorverdovend ‘hoera’ riep, vertrok de trein precies op tijd om 17.01u.
’s-Avonds was er nog een feestavond in Hotel Amerika, waarmee deze bijzondere dag voor Hoek van Holland afgesloten werd.
—
Met de verkoop van de lintjes werd Fl. 58,31 ½ opgehaald. Hiervan werd, na aftrek van de inkoopkosten, fl. 38,31 ½ afgedragen aan het Groene Kruis. Dokter Rijken, voorzitter van het Groene Kruis, bedankte in een brief het bestuur van de feestcommissie, en noemde dit ‘alzoo het eerste nuttig effect dat de toevoeging bij Rotterdam voor Hoek van Holland heeft’.
Alle andere kosten, zoals de thee en sigaretten bij vertrek, de koetsen met paarden, champagne, versieringen, huur van muzikanten etc. werden precies gedekt door de opbrengst van de collecte die in december gehouden was.
* Er was een speciaal lied gecomponeerd door L. Boon. De tekst hiervan luidt:
Wij zijn nu Rotterdammer
Hoera, ja, dat zijn wij!
Voor ‘s-Gravenzande jammer
Maar wij zijn zeker blij
Wij krijgen nu hier straten
Zeer netjes geplaveid
Zo hoort men hier al praten
Maar ik heb heel geen spijt
Dat heerlijk Rotterdam
Ons in de armen nam
Leve, ik steek de vlag in top!
Leve, nu houdt die stankboel op!
Water en riolering
Dat krijgen wij,
Wat zijn wij blij!
Leve, wij vieren vrolijk feest,
Leve, zo zingen wij blij van geest,
Wij zijn nu Rotterdammer
Ja, dat zijn wij,
Wat zijn wij blij!
Bronnen:
De Maasbode, maandag 5 januari en dinsdag 6 januari via www.delpher.nl
De Nieuwe Courant, maandag 5 januari via het www.historischarchiefwestland.nl
Archief Historisch Genootschap Hoek van Holland:
-Diverse rekeningen mbt het bezoek van Zimmerman afkomstig uit de collectie van de ‘Vereniging Algemeen Belang Hoek van Holland’;
-Verslag van de informatiedag voor de eerste deelgemeenteraden op 28-2-1973
https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/prijzen-toen-en-nu