Badkoetsen
Nadat Hoek van Holland in 1914 bij Rotterdam kwam, huurde de gemeente Rotterdam het strand van strandpaal 117 tot aan het Noorderhoofd van de Nederlandse Staat. Ze verpachtte delen van het strand aan ondernemers, die er simpele houten strandtenten neerzetten voor de verkoop van dranken, strandartikelen en rookwaar. In de oorlog, waarin Nederland neutraal bleef, kwam het strandleven langzaamaan op gang: in 1915 kwamen er op sommige dagen enkele duizenden mensen naar het strand van Hoek van Holland.
Eén van de ondernemers was de Hoekse aannemer Th. J. van der Kleij. Hij ‘liet een consumptietent bouwen en begon op zeer bescheiden schaal een particulier badbedrijfje’ *. Hij verhuurde strandstoelen en badkoetsen aan de badgasten, in een tijd die nog zeer strenge normen en waarden had. Alleen de meest welgestelde mensen namen een bad. Hiervoor huurden ze een badpak, met lange mouwen en pijpen. Er mocht zo min mogelijk bloot te zien zijn. Men nam een zeebad omdat dit als zeer goed voor de gezondheid werd geacht, gezwommen werd er niet. Via de badkoets ging men het water in.
Jaap en Riek Monster vormden het personeel van deze eerste strandexploitatie. Riek exploiteerde de consumptietent, Jaap trok de koetsen met een paard het water in. Als teken voor de badgast die zich in de koets bevond dat deze ging rijden, gaf Monster een harde bons op het koetsje. Dit werd dan met de achterzijde, waar men uitstapte, naar zee gericht het water ingereden, zodat het ‘gedeeltelijk ontblote lichaam van de baders onttrokken [werd] aan de nieuwsgierige blikken van de wandelaars die zich op het strand bevonden’*.
Een seizoensabonnement voor het huren van een koetsje met badcostuum kostte voor heren fl. 10,- en voor dames fl. 15,-.
In 1921 werd op advies van commissaris Jas het verhuren van badstoelen en badkoetsen door de gemeente overgenomen. Het Gemeentelijk Badbedrijf werd opgericht, en het strand werd verdeeld in 2 delen: vanaf de pier tot aan de strandopgang liep een afgesloten gedeelte dat gerund werd door het Gemeentelijk Badbedrijf, waar de badkoetsen stonden en waar men de bekende rieten strandstoelen kon huren. Vanaf de strandopgang was het vrije gedeelte, dat doorliep tot de grens met ‘s-Gravenzande en dat bekend stond als het Stille Strand. Hier stonden, evenals langs de strandopgang, ook de strandtenten.
In de jaren ’20 nam het strandleven een ware vlucht. De moraal werd losser, meer mensen wilden van het strand genieten. Er kwamen meer badkoetsen bij, er werden er 10 bijgemaakt door een Hoekse timmerman en er werden fouragewagens van het Duitse leger aangekocht die de Hoekse garagehouder Rooney in eigendom had. Halverwege de jaren ’20 werden de badkoetsen niet meer de zee ingetrokken maar in twee lange rijen op het strand gezet. De ingangen stonden naar elkaar toe, de rijen werden gescheiden door een houten plankier. Hier was een pomp waar de medewerkers van het Badbedrijf water oppompten om in de ijzeren teilen te gieten, waar mensen hun voeten konden afspoelen alvorens ze weer in de koetsen klommen om zich aan te kleden.
De badkoetsjes gaven het Hoekse strand een mondaine uitstraling, hoewel er in het gidsje ‘de Badplaats Hoek van Holland’ uit 1928 staat dat de Hoek geen mondaine badplaats was en ook niet wilde zijn: ‘in dit opzicht is het echt Rotterdamsch, dat het zich onmiddelijk richt naar het doel. In Rotterdam-stad – het werk. In Rotterdam aan zee – de rust’.
Het nemen van een bad kostte in 1928 tussen de uren van 11 tot half 6 fl. 0,35. Vóór 11 uur kostte het 20 cent en na half zes 10 cent. Men kon een maandabonnement nemen voor 5 gulden, of een seizoensabonnement voor 10 gulden.
Voor het nemen van een gewoon bad had men 40 minuten de beschikking over een badkoets, voor het nemen van een zonnebad, dat 1 gulden kostte, had men 2 uur de beschikking over een koets.
In de koets hing een reglement, en een tas waar men de kleding in kon opbergen.
Mobilisatie en Tweede Wereldoorlog
Tijdens de mobilisatie in de zomer van 1939 werden de koetsen nog gebruikt, het strand was gewoon te bezoeken. Op 1 november 1939 werd voor het gebied Hoek van Holland de Staat van Beleg afgekondigd. Naar aanleiding hiervan werd het strand tussen de Nieuwe Waterweg en het Slag Rechtestraat afgesloten en tot verboden gebied voor burgers verklaard. Ook de pas aangelegde Strandboulevard werd afgesloten voor burgers.
De bemanning van Batterij VI, bij de seinpost, was gelegerd in de loods van het badbedrijf aan de Koning Willem III weg, die zij de badkoetsenloods noemden. Bij deze loods werden buiten het seizoen de koetsjes gestald. Ook werden er de houten politiepost van het kampeerterrein, de EHBO post, de plankieren etc. etc. opgeslagen.
In de zomer van 1940 komt het 115e Reserve Flakregiment naar Hoek van Holland. Zij stellen hun 88mm luchtafweerkanonnen op langs de Nieuwe Waterweg. Op onderstaande foto is zo’n kanon voor de badkoetsen zichtbaar. Het 115e bleef tot 1941 in de Hoek.
In 1942 werd de Oude Hoek geëvacueerd en werden de huizen daar afgebroken. Ook de loods van het badbedrijf moest afgebroken worden en met inventaris weggehaald worden. Er werd opslagruimte gevonden bij een tuinder aan de Maasdijk, maar eind 1944 wist de bezetter de opslag te vinden. Ze begonnen stelselmatig hout te slopen om het te verstoken. In een brief uit december 1945, die door de chef van de hulpsecretarie gericht is aan de Rijkscommissie van Advies Inzake Wederopbouw, werd aangifte gedaan van de schade van de gemeentelijke bad-en strandexploitatie. De bezetter nam alles van hout mee zoals de reddingvlet, het waslokaal, kantoortje, toiletgebouwtje, de EHBO-post van het Stille strand, de politiepost van het kampeerterrein, plankieren, kleedcabines, maar ook een kachel, een urinoir, een gascomfort, dames-en herenbadpakken en zelfs damesbadmutsen…. Van de 95 koetsen werden er 50 compleet vernield, de andere 45 werden flink beschadigd. De totale schade werd geraamd op fl 160.919,-.
In 1946 werd het strand door de militaire autoriteiten weer vrijgegeven, maar de badkoetsen die nog enigszins in goede staat waren, 30 stuks, waren nog niet te gebruiken. Wel waren er enkele kleedcabines beschikbaar voor de badgasten. De Hoekenees Piet Heijstek, die aan de Paviljoensweg woonde in ‘Huize Rielo’, kleedde zich om in de cabines, waar enkele voortvarende jongens gaatjes in de muren hadden geboord om de dames te bespieden in de naastgelegen cabines.
In 1947 werden 15 badcabines van een exploitant op Oostvoorne opgekocht. De koetsen werden waarschijnlijk nog tot begin jaren ’50 gebruikt als kleedcabines. Ze werden buiten het seizoen opgeslagen bij de stallen van Van Vugt aan de Rietdijkstraat, blijkt uit naoorlogse foto’s van deze familie.
Het bewaakte strandgedeelte verdween in de jaren ’70 toen het strand werd opgespoten, waardoor dit 900 meter westelijker kwam te liggen. De medewerkers van het zeebad gingen over naar de beroepsstrandwacht.
De laatste badkoets
Voor de oorlog hadden meerdere mensen een vakantiehuisje op de oude Hoek. Zo ook de Rotterdamse slagersfamilie van der Valk. Zij hadden een huisje aan de Strandweg genaamd ‘Klein Valkenduin’. Dit stond waar nu de parkeerplaats is, ongeveer tegenover de huidige ingang van bunker ‘iCoon’. Volgens Piet Heijstek gingen de medewerkers van het badbedrijf aan het eind van de werkdag wel eens een borreltje drinken bij de familie van der Valk. Eén van die medewerkers was Jan Mondt.
In 1937 liet de zoon van de familie Valk een zomerhuis op de Paviljoensweg bouwen, genaamd ‘Duin en Zeezicht’. Lang hebben ze er niet van kunnen genieten, in de mobilisatie werd het gevorderd door Nederlandse officier.
In de oorlog werd dit huis, net als de rest van de Oude Hoek, gesloopt vanwege de aanleg van de Atlantikwall. Na de oorlog wilden zij op dezelfde locatie op de Paviljoensweg weer een huis bouwen, maar dit mocht niet vanwege de Kringenwet van het Fort (waarom het voor de oorlog wel mocht, en na de oorlog niet terwijl er geen kanonnen meer op het Fort stonden?). Tevens wilde Rotterdam de Oude Hoek niet herbouwen zoals voor de oorlog, het lag in de bedoeling om hier alleen hotels en pensions te bouwen voor de badgasten.
De familie kon wel een stukje grond krijgen aan de Schelpweg, maar dit wilden zij niet. Ze mochten echter wel iets kleins op hun oude stek neerzetten. Dit werden 2 badkoetsen, die ze via Jan Mondt hebben gekregen.
Later heeft de familie er een caravan bijgeplaatst. Na het overlijden van de familie bleef de caravan aanvankelijk staan voor de kleinkinderen. Omdat hij in de wintermaanden onbeheerd achter bleef en werd open gebroken door een zwerver, heeft Piet Heijstek de kleinkinderen verzocht hem weg te halen.
De koetsjes bleven staan. Ze stonden echter langzaam te verrotten. Uiteindelijk heeft Piet deze in zijn tuin gezet, waarbij hij het goede hout samengevoegde tot één koets.
In augustus 2023 is de badkoets in eigendom overgegaan naar het Museum Rotterdam. De koets is uit de tuin getakeld en zal geconserveerd worden door Kunstwacht uit Delft. Het ligt in de bedoeling om de badkoets dan tijdelijk terug te brengen naar Hoek van Holland voor een tentoonstelling. De regionale zender WOS maakte een reportage over het wegtakelen: https://wos.nl/nieuws/artikel/laatste-badkoets-in-hoek-van-holland-stel-je-voor-dat-blote-benen-te-zien-waren
Bronnen:
*Van Niet Tot Iet, H.J. Nijland en L. van Ooijen
Stadsarchief Rotterdam:
-406-01 Archieven van de Hulpsecretarie Hoek van Holland 1907-1943 – Briefwisseling tussen de commissaris van Hoek van Holland en derden
-444-01 Archieven van de Gemeenteraad en het college van B&W van Rotterdam, de Gemeentesecretarie afdeling Algemene Zaken en het Kabinet van de Burgemeester (NSA-AZ), Bestuur Hoek van Holland