Engelandvaarders
Op 14 september j.l. onthulde burgemeester Aboutaleb het Engelandvaardersviaduct, de fietsbrug over het metrospoor nabij de Maeslantkering. Dit deed hij samen met 2 nazaten van Hoekse Engelandvaarders*, Wilma van Oeffelt-Tabben en Henk Kamstra.
In de Tweede Wereldoorlog vinden diverse pogingen plaats om vanuit Hoek van Holland het vrije Engeland te bereiken, van waaruit men tegen de Duitse bezetter wilde gaan vechten. Van deze is er echter maar één succesvol.
De eerste poging
De allereerste poging vindt al op 6 juni 1940 plaats. De negentienjarige Jacoba ‘Cootje’ van Oven komt naar Hoek van Holland en laat in Hotel Caland op enige manier weten dat zij van plan is om naar Engeland te gaan. De eigenaar van het hotel is echter een NSB’er en hij schakelt Duitse militairen in, die haar naar de Hoekse politie brengen. Daar verklaart ze dat ze van plan was om, zodra het donker was, een roeiboot in de haven te pakken om naar Engeland over te steken. Ze wordt door de Duitse autoriteiten weer vrijgelaten, nadat haar ouders verzocht waren haar op te komen halen.
Ze maakt met haar vader het eerste anti-Duitse krantje en raakt betrokken bij Vrij Nederland. Samen met haar vader wordt ze in 1942 opgepakt en komt in de kampen terecht. Haar vader overlijdt in januari 1945, Cootje overleeft de oorlog.
Naaldwijker
Dan, in het voorjaar van 1941, probeert de Naaldwijkse verzetsman Herman Lucas met zijn vrienden Cor Nijman en Roel de Wilde de oversteek te maken. Zij willen met een gestolen boot de tocht wagen. Ze hebben tekeningen van Duitse versterkingen in de regio bij zich. Eenmaal in de Hoek komen ze een groep Duitsers tegen. Ze heffen het lied “Wir fahren gegen Engeland” aan en worden ongemoeid gelaten. Maar als ze vlak bij de Waterweg op een Duitse patrouille stuiten, besluiten ze de onderneming af te blazen, waarbij ze de tekeningen vernietigen. Lucas wordt in 1942 na verraad gearresteerd, waarna hij op 21 maart 1942 op de Waalsdorpervlakte wordt gefusilleerd.
Hoekse jongens
In de nacht van 2 op 3 augustus van datzelfde jaar doen zes Hoekse jongens een poging: Bernard Tabben, Cees Kamstra, Bert Timmers, Koos Riedijk, Koos Jansen en Wim de Bruin.
Allen deden verzetswerk, Tabben en de Bruin brachten ook verdedigingstellingen in kaart.
Kamstra is bakkersjongen en levert o.a. brood aan de schepen in de Berghaven. Hiervoor heeft hij een speciale ausweis. Zo kent hij al snel de werkwijze van het Hafenschutzflotille dat in de Berghaven ligt.
Nadat diverse verzetsgroepen waar ze mee in contact stonden, opgerold waren, besluiten ze dat ze weg moeten.
Ze vertrekken vanuit de Krimsloot met documentatie over de verdedigingsstellingen in een koffer. Ze hebben een pistool bij zich dat ze van een soldaat hebben gestolen in een Hoeks café. Op de Waterweg vaart een schip van de Kriegsmarine vlak langs ze. Er gaat een deur open, waardoor licht op hen schijnt, maar ze worden niet ontdekt. Het is slecht weer en ze raken snel vermoeid van het roeien.
Als het licht wordt blijken ze niet veel opgeschoten te zijn, ze zien de vuurtoren van Ouddorp zelfs nog. Al gauw worden ze gezien door een schip van het Hafenschutzflotille; voorzichtig laten ze het pistool en de koffer met belastend materiaal overboord zakken.
Aan boord herkent één van de matrozen, Karl Hinterkopf, Kamstra. In de bakkerij waar Kamstra werkt werd, als er geen klanten waren, nogal eens naar de Engelse radio geluisterd, en omdat Hinterkopf communist was en tegen Hitler, luisterde hij wel eens mee. Nu zei hij: ik kan helaas niks voor je doen. Het is ook Hinterkopf die de foto’s van de jongens aan boord maakt. Deze geeft hij later aan de ouders van Kamstra.
Ze komen in het Oranjehotel in Scheveningen terecht. In april 1942 krijgen ze hun straffen te horen; Tabben en de Bruin krijgen de doodstraf, voor de anderen wachten tuchthuizen en concentratiekampen. Maar doordat een zus van één van de jongens een flink bedrag betaalt aan de Duitsers, lukt het haar de straffen van Tabben en de Bruin om te laten buigen in levenslang.
Wim de Bruin sterft op 21 maart 1943 in tuchthuis Rheinbach. Koos Jansen sterft op 6 januari 1944 in Neuengamme. Koos Riedijk komt in 1944 in Auschwitz-Birkenau om.
Tabben, Kamstra en Timmers overleven de oorlog.
De enige geslaagde poging
De groep Jansen bestaat uit Johannes Jansen, het Joodse echtpaar Bram en Greta Levi, Walrave van Krimpen, Anton Loontjes, Adriaan van der Craats en Jan Bastiaans, Theo Daalhuizen en Gerardus van Asch.
Als leden van de verzetsgroep waar Jansen deel van uitmaakt worden gearresteerd en hij tenauwernood kan ontkomen, krijgt hij opdracht om met gegevens over de IJssellinie uit te wijken naar Engeland. In de avond van 19 november 1941 verzamelt de groep zich in het huis van Jansen in Assen. Ze willen vanuit Hoek van Holland vertrekken. Van Krimpen was 14 dagen eerder naar de Hoek gereisd en ziet een reddingvlet van de Zuid-Hollandse Redding Maatschappij die ze willen gebruiken. De groepsleden reizen in koppeltjes van twee met de trein naar Hoek van Holland. In het huidige café Harwich heeft Jansen een toevallige ontmoeting met een eigenaar van een kolenboot die ook in de Berghaven lag. Hij verstrekt informatie over de reddingvlet, de aanwezige Duitse militairen en overige zaken. Ook kan het gezelschap aan boord komen van de kolenboot zodat zij vandaar kunnen overstappen op de vlet.
Op de avond van 20 november 1941 glipt het gezelschap steeds in groepjes van twee en drie aan boord van de kolenboot. Zij sluipen langs de Duitse wachtposten, als deze het verst van elkaar zijn verwijderd.
Hierna roeit men heel zachtjes met omwikkelde peddels de Berghaven uit.
Op zee blijkt dat de bougies en de startknop van de motor zijn verwijderd. Ongeveer 3 mijl uit de kust vindt men de bougies en de verstopte startknop. Er steekt een harde wind op en de zee wordt ruw. De motor hapert diverse malen maar men ziet steeds kans om hem weer op gang te krijgen. De opvarenden voelen zich beroerd door zeeziekte, vermoeidheid en angst voor ontdekking. Voor de aanvang van de tocht was Jansen vergeten water mee te nemen, dus ook de dorst slaat toe. Hij had wel voor scheepsbeschuit gezorgd. Op een gegeven stopt de motor en men krijgt hem niet meer aan de praat: de brandstof is op. Hierop gaan ze roeien met de peddels terwijl een van de marinemannen van een meegenomen hangmat een zeiltje improviseert.
Op de derde dag zien zij een vissersbootje. Aarzelend vragen ze: ‘Are you English?’ De visser antwoord met ‘Yes’. Na 68 uur varen bereikt het scheepje Reculver in Engeland.**
De Joodse groep Parfumeur.
Drie weken later, op 13 december komt een Joodse man, genaamd Hartog Parfumeur, naar Hoek van Holland. Hij is lid van het Joodse verzet en had gehoord van de geslaagde poging van de groep Jansen. Hij is met een groepje van zeven Joodse mensen naar de Hoek gekomen. Dit zijn Paul Cohen de Boer, zijn broer Robert Cohen de Boer, een jongedame genaamd Cohen de Boer,Wolf van den Berg, Dr. Arntzenius en nog twee mensen van wie de namen niet bekend zijn.
Parfumeur begaat de vergissing om in het Hotel Caland informatie in te winnen over de reddingsvlet en de veiligheidsmaatregelen in de Berghaven.
Net als bij Jacoba van Oven seint de eigenaar de Duitsers in dat er weer wat op handen is, en zij voeren de bewaking op. Als het gezelschap bij de Berghaven aankomt, worden zij direct door de Duitsers gearresteerd.
Hartog Parfumeur heeft een gifpil bij zich en ziet kans om die in te nemen. Hij sterft ter plaatse. Paul Cohen de Boer weet in het water van de Berghaven te springen en houdt zich schuil tussen de schepen. De jongedame weet te ontsnappen. De overige mensen worden door de Duitsers gearresteerd en afgevoerd. Parfumeur wordt op de Algemene Begraafplaats te Hoek van Holland begraven en in 1998 herbegraven op de Erebegraafplaats te Loenen.
Op 22 juni 1944 wordt Cohen te Den Haag opgepakt en via het Oranjehotel en Westerbork gaat hij naar Buchenwald, waar hij in 1945 om het leven komt.
Robert Cohen de Boer en Wolf van den Berg komen eveneens om in de concentratiekampen.
In december 1941 wordt door het Duitse Oppercommando der Strijdkrachten de order voor het bouwen van de Atlantikwall gegeven. Er komt vanaf het voorjaar van 1942 prikkeldraad langs de Waterweg en het strand, en in de zomer een anti-tankgracht met mijnenvelden om het dorp. Het wordt nu onmogelijk om nog vanuit de Hoek te proberen weg te komen, en er vinden , voor zover bekend, dan ook geen pogingen meer plaats.
________________________________________
*Iedereen die tussen de capitulatie van het Nederlandse Leger en D-Day een poging waagde om naar geallieerd gebied te ontkomen om tegen de bezetter te gaan vechten, al moest men plannen voortijds afbreken of werd men onderweg opgepakt, wordt officieel Engelandvaarder genoemd.
** Dick Ruis schreef al eerder een uitgebreid artikel over deze poging op onze website: https://historischhoekvanholland.nl/?p=1200